= afgeleid van Danio.
Danio's
Voormalig onderfamilie uit de familie van de ➛Cyprinidae, beide uit de orde van karperachtigen of ➛Cypriniformes.
Klein blijvende barbelen afkomstig uit zuidelijk Azië en een klein aantal uit Afrika. Het betreft energieke scholenvissen die hoofdzakelijk van insecten en hun larven leven en vaak in, soms sterk, stromend water voorkomen. Vele soorten dragen baarddraden op de mondhoeken.
Zowel verzorging als kweek zijn in de regel eenvoudig en als beschreven bij de Cyprinidae.
Voor aquarianen een familie met veel aantrekkelijke, goed houdbare soorten, welke vallen onder de volgende geslachten:
Amblypharyngodon, Barilius, Betadevario, ➛Boraras, ➛Brevibora, ➛Chela, Chelaethiops, ➛Danio, ➛Danionella, ➛Devario, Esomus, Horadandia, Inlecypris, Kottelatia, ➛Laubuka, Luciosoma, Microdevario, Nematabramis, Opsaridium, ➛Opsarius, Raiamas, ➛Rasbora, Rasbosoma, Rastrineobola, Trigonopoma, ➛Trigonostigma
➛Rode muggenlarven
= mogelijk naar de Griekse nimf Daphne.
Zeer uitgebreid geslacht van kreeften met ten minste 200 soorten uit de familie van de ➛Daphniidae.
Eenvoudige kreeftachtigen, populair als voedsel voor vissen. Bij tijden kunnen deze eenvoudig met een niet te fijn ➛vangnet in grote hoeveelheden worden gevangen.
Deze watervlooien vormen vooral voor de kleinere vissoorten een redelijk goed ➛voer, de harde schelpen hebben daarbij een laxerende werking op de darmen van vissen. Vang er echter niet teveel ineens, want watervlooien verbruiken veel zuurstof, en de weg naar huis is lang.
Straus 1820
Grote watervlo
Te vinden op het noordelijk halfrond en in Zuid-Afrika, in allerlei vormen van langzaam stromend of stilstaand zoet of licht brak water.
Grote, roodachtig gekleurde watervlo.
Lengte ♀ tot 5 mm, ♂ tot 2 mm.
Leydig, 1860
Gewone watervlo
Deze vlo is een ➛kosmopoliet en leeft in allerlei stilstaand en traagstromend zoet water.
Dezelfde vorm als D. magna, maar een stuk kleiner. Over het algemeen minder rood gekleurd, meer geelbruin of groen, al naar gelang het voedselaanbod.
Lengte tot 3 mm.