= kleine Danio.
Klein geslacht van karpers met 5 soorten uit de familie van de ➛Danionidae.
Zeer kleine, langgerekte, vrijwel geheel doorzichtige vissen uit Zuidoost-Azië, die doen denken aan vislarven, maar desondanks volgroeid zijn. De soorten zijn door het ontbreken van een duidelijke tekening moeilijk van elkaar te onderscheiden. De lichaamsbouw wijkt opvallend af van verwante karperachtigen uit geslachten als ➛Rasbora, ➛Danio en ➛Microdevario en is door het ontbreken van vele beenderen veel eenvoudiger. Ook afwijkend is de aanwezigheid van tandachtige structuren op de bovenkaak, in ieder geval bij de mannen. Bij de meeste andere karpers ontbreken deze volledig. Met name de twee voortanden op beide kaken springen eruit. Door het ontbreken van glazuur kan niet van echte tanden worden gesproken. Rugvin ver naar achteren geplaatst. Vinnen transparant en afgerond. Vrouwen zijn voller van bouw.
Vreedzame ➛scholenvissen, die zich met liefst meer dan tien exemplaren op hun gemak voelen. Door hun geringe grootte worden ze echter al snel voor voedsel aangezien, daarom alleen combineren met andere kleine soorten,bijvoorbeeld uit het geslacht ➛Boraras. Vanwege de gevoeligheid voor ongunstige ➛waterwaarden niet in een recent opgezet aquarium plaatsen, maar deze eerst laten ➛rijpen. Beplanting kan zorgen voor schuilgelegenheid, dat laatste kan met mossoorten worden geregeld. Houdt de ➛stroming liefst gematigd, als filter is een ➛sponsfilter het meest geschikt. Al te felle verlichting kan met drijfplanten of -bladeren worden gedempt.
Voeding minder moeilijk dan het lijkt, probeer echter wel afwisseling te bieden om de dieren gezond te houden, denk aan microwormen, ➛Artemia-naupliën, fijngewreven ➛droogvoer, gehakte ➛tubifex en ➛muggenlarven, ➛Cyclops.
Enkele soorten laten zich goed kweken, de grote eieren zijn door de buikwand goed zichtbaar.
Britz, Conway & Rüber 2009
Endemisch in het noorden van Myanmar, in een kleine zijrivier van de Irrawaddy, nabij de plaats Mogaung, in beschaduwde veenmoerassen in het oerwoud.
Vorm als bij het geslacht vermeld. Vrijwel geheel doorzichtig, ook de buikwand, waardoor darmen zichtbaar zijn. Op buikwand, rug en ter hoogte van de ruggengraat wel een fijn, donkerbruin stippenpatroon, evenals een donkerbruine streep tussen ingewanden en achterkant van de aarsvin. Vinnen A12-14, P6-7.
Lengte tot 17 mm.
Verzorging en gedrag als aangegeven bij het geslacht.
De kweek is voor zover bekend nog niet gelukt, maar verloopt vermoedelijk als bij D. translucida.
Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.
Temperatuur: 20 tot 26° C
pH: 6-8 dH: 0-8 fH: 0-14 ppm: 0-130
IUCN status ontbreekt.