Weekdieren
De weekdieren vormen, na de ➛Arthropoda of geleedpotigen, de grootste stam in het rijk van de ➛Animalia. Er is grote verscheidenheid binnen de soorten, die zijn verdeeld over acht klassen.
Kenmerkend aan weekdieren is het ontbreken van een ondersteunend skelet. Wel is er vaak een ander soort ondersteuning, zoals een schelp of een inwendige plaat van kalk of hoorn. Weekdieren zijn koudbloedig: hun lichaamstemperatuur is gelijk aan die van de omgeving. Ze zijn vaak gevoelig voor veranderingen in de watersamenstelling. Een slijmlaag buffert dat een beetje. Veel weekdieren zijn tweeslachtig, en bevruchten of elkaar, of zichzelf.
De meeste weekdieren leven in zee. Een veel kleiner aantal leeft in zoet water, en een nog kleiner leeft buiten het water.
Voor het zoetwateraquarium zijn vooral de slakken of ➛Gastropoda van belang. De ➛Bivalvia of tweekleppigen, vooral mosselen, zijn vooral voor een speciaalaquarium interessant.
= lijkt op lood.
Mo
Molybdeen, chemisch element Mo, is voor planten een essentieel ➛sporenelement, waarvan echter maar zeer weinig nodig is. Het stelt planten in staat uit ➛nitraat ➛ammonium te maken en daaruit noodzakelijke aminozuren. Ook wordt de aanmaak en werking van enzymen en plantenhormonen door molybdeen beïnvloed, specifiek enzymen die de verwerking van nitraat regelen.
Een tekort aan molybdeen is lastig te herkennen en uit zich als stikstofgebrek: bladeren worden geel.
= met één baarddraad.
Monotypisch geslacht van baarsachtigen uit de familie van de ➛Polycentridae.
Afkomstig uit het Amazonegebied in Zuid-Amerika. De enige soort hierbinnen is de al vele jaren bekende bladvis, M. polyacanthus. Deze vis is wel één van de treffendste voorbeelden van ➛mimese.
Heckel 1840
Bladvis
Te vinden in heel het stroomgebied van de Amazone, in ondiep en helder stromend water.
Uiterlijk als een verdord blad, met een aanhangsel aan de onderlip als een bladsteel. Ook de vinnen versterken de overeenkomst met een dor blad, evenals de bruine kleurtinten. De vinnen die de voortstuwing regelen zijn transparant. Vrouwen zijn groter dan mannen, kuitrijp zijn ze nog forser. Ook ontwikkelen ze vanaf geslachtsrijpheid een legbuis, dat kan al bij halfwas dieren. Mannen kleuren intenser.
Lengte tot 10 cm.
Géén beginnersvissen. Echte zichtjagers, die uitsluitend grof ➛levend voer zoals vissen en garnalen eten. Met hun buitenproportioneel uitstulpbare bek zuigen ze in een oogwenk hun prooi naar binnen. Om aan hun eveneens buitenproportionele eetlust te kunnen voldoen, is een kleine voedselkwekerij bijna onvermijdelijk. Daarbij oppassen voor al te grootschubbige prooi; dit kan tot darmproblemen leiden.
Het aquarium hoeft niet groot te zijn, gezien de beperkte activiteit van de vissen van wachten op prooi. Stukken hout en grootbladige planten bieden daarbij dekking, evenals gedempt ➛licht, de dieren zijn schuw van aard. Ook ➛drijfplanten of -bladeren kunnen daarvoor zorgen.
Kweken is mogelijk. Een ➛pH van 6 of lager is vereist voor het uitkomen van de eieren. Zet een kweekkoppel apart. De ongeveer 300 eieren worden tegen de onderkant van een plantenblad afgezet en door de man toegewaaierd. Verwijder na het afleggen de vrouw. Een goede ➛waterkwaliteit helpt om uitval van eieren te voorkomen. Ververs daartoe dagelijks een beperkte hoeveelheid water, dan verandert de samenstelling ook niet al te veel. Na drie tot vier dagen komt het legsel uit. Verwijder dan ook de man. Als de ➛dooierzak is opgebruikt en de jongen vrij zwemmen kan worden gevoerd met Artemia. Sommige jongen groeien sneller en zullen de achterblijvers als prooi gaan zien. Voor maximale opbrengst is het zaak deze apart te zetten.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 23 tot 30° C
pH: 5-7 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
Kopen: ok.