= zonnedieren.
Zonnediertjes
Verouderde term voor een groep van eencellige ➛organismen met een overeenkomstig uiterlijk, die voorheen onder de ➛Prostista vielen. Tegenwoordig is deze groep in meerdere ontwikkelingslijnen opgedeeld en worden niet meer tot de dieren gerekend.
Hun lichaam is rond en doorzichtig met talloze stijve, naaldachtige schijnvoeten of pseudopoda. Deze staan straalsgewijs rond het lichaam, en steken door openingen in het uitwendige skelet, dat uit kiezel of een ➛chitineachtige stof bestaat. Deze dienen voor zowel voedselopname, voortbeweging, aanhechten aan voorwerpen en als tastzintuig. Hun grootte varieert van nog met het oog waarneembaar tot microscopisch klein.
Zonnediertjes komen als ➛plankton wereldwijd in zee- maar vooral in zoet water voor. Sommige soorten leven in ➛symbiose met een ➛algsoort van het geslacht Chlorella.
Ook in het aquarium zijn deze organismen aanwezig en vormen geen gevaar voor de aanwezige dieren. Als voedsel zijn ze in de regel te klein, mogelijk voor zeer klein ➛jongbroed.