= een zwaard dragend.
Geslacht van tandkarpers met ten minste 25 soorten uit de familie van de ➛Poeciliidae.
De verspreiding beslaat het zuiden van Noord-Amerika, Mexico en Midden-Amerika tot het noorden van Honduras. Binnen dit geslacht komen twee zeer bekende vissen voor, de zwaarddrager (X. helleri) en de platy (X. maculatus). Het geslacht is op basis van deze twee vissen ruwweg in te delen: de zwaarddragers met sterk verlengde onderste staartvinstralen, en de platy's met afgeronde staartvin.
Kloek gebouwde vissen met een langwerpig ruitvormig lichaam en een hoge staartwortel. De kop is spits en verticaal afgeplat, de bek is daardoor breed en rechthoekig. De rugvin staat midden op de rug, is vrij lang en afgerond. De aarsvin is eenvoudig driehoekig bij vrouwen, bij mannen vergroeid tot een ➛gonopodium. De mannen zijn bovendien meestal zeer kleurrijk en hebben een (veel) hogere rugvin. De grotere vrouwen zijn vlakker van kleur. Van veel soorten zijn ➛kweekvormen met fraaie kleuren.
Over het algemeen weinig eisende vissen die ook bij beginners populair zijn, de dieren zijn over het algemeen zeer tolerant wat de waterwaarden aangaat. Sommige soorten zijn wel gevoelig voor verminderde waterkwaliteit.
Ook wat betreft voeding zijn deze alleseters weinig kieskeurig. Belangrijk is om naast ➛dierlijk voedsel ook een belangrijk deel ➛plantaardig voedsel aan te bieden.
De kweek is doorgaans zeer eenvoudig en lukt ook in het ➛gezelschapsaquarium, zelfs op uitsluitend ➛droogvoer. Het zijn eierlevendbarende vissen, vrouwen worden door mannen inwendig bevrucht en jongen komen uitgekomen ter wereld. Vrouwen zijn in staat sperma inwendig te bewaren om op een (veel) later tijdstip eieren mee te bevruchten. De vissen staan bekend als notoire eierrovers, voor enige overleving zijn fijnbladig groen en een ➛kweekrooster aan te raden. Pas wel op met het samen houden van meerdere soorten, aangezien er een gerede kans bestaat op hybridevorming.
Meyer & Schartl 1979
Endemisch rond de bron van de rio Atoyac in de deelstaat Veracruz, Mexico.
Evenals X. xiphidium is de staart bij mannen van een kort 'zwaard' voorzien. Kleur beigewit met een bruine rug, waarover een duidelijke, donkere nettekening ligt. Vinnen kleurloos, op de blauwwitte staartverlenging na.
Lengte ♀ tot 7,5 cm, ♂ tot 5 cm.
Verzorging, gedrag en kweek als bij het geslacht vermeld. Wildvang gevoelig voor teruglopende waterkwaliteit. Nakweek kan zwemblaasproblemen krijgen. Zeer geschikt voor het onverwarmd aquarium.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 15 tot 26° C
pH: 6-7 dH: 8-12 fH: 14-21 ppm: 130-200
Een bedreigde soort. In de handel moeilijk verkrijgbaar, vermijd bij voorkeur wildvang.
Heckel 1848
Zwaarddrager
Inheems in Mexico, Guatemala, Belize en Honduras, waar de dieren in allerlei helder en troebel water leven, tot ongeveer 1,5 meter diep. Plantengroei ontbreekt vaak. Door uitzetten komt de vis wereldwijd op vele plekken voor.
Lichaam volgens de geslachtsbeschrijving. Bruinachtig geelgroen, met een donkerrode lengtestreep van het oog tot op de staart wortel, waar de lijn overgaat in zwart en afbuigt over de bovenkant van het ijsblauwe 'zwaard'. Ook de onderkant daarvan draagt een zwarte zoom. Aan weerszijden van de rode streep zijn de flanken breed ijsblauw. De onderlip draagt een dunne zwarte lijn. Vinnen transparant. Vrouwen vormen een fletse afspiegeling van de mannen. Vele lokale en kweekvormen.
Lengte ♀ tot 12 cm, ♂ tot 8 cm.
Soms ook 'groene zwaarddrager' genoemd. Verzorging, gedrag en kweek als beschreven bij het geslacht.
Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.
Temperatuur: 15 tot 28° C
pH: 7-8 dH: 8-30 fH: 14-53 ppm: 130-500
Kopen: ok.