Het overgrote deel van de in aquaria gehouden planten zijn moerasplanten. Deze kenmerken zich door het vermogen ook boven water te kunnen leven, iets wat een echte ➛waterplant hoe dan ook niet overleeft. Moerasplanten groeien doorgaans op de grens tussen onder en boven water, of in de buurt van water, doorgaans op een drassige bodem. Ze halen dientengevolge hun voeding vrijwel uitsluitend met hun daarvoor goed ontwikkelde wortels uit de grond. Ook kunnen ze daardoor makkelijker dan waterplanten stand houden in water met een stevige stroming.
Voor de aquariumhouder is het van belang voor deze planten gerichte voeding aan te bieden, bijvoorbeeld in de vorm van een ➛voedingsbodem of aanvullende bodemvoeding in de vorm van ➛kleikorrels of capsules. Vloeibare voeding heeft nauwelijks zin, of deze mengt zich ook in de grindbodem, waarna alsnog de wortels er enig voordeel van hebben.
Veel moerasplanten zijn kritisch wat betreft verplanten. Sommige soorten wortelen erg stevig, en het loont om de plaatsing in het aquarium zorgvuldig te kiezen. Verplaatsen kan bij zulke soorten zeer ingrijpend zijn, waarbij bij het loshalen uit de bodem een groot deel daarvan omhoog kan komen, een niet ondenkbaar scenario bij bijvoorbeeld soorten uit het geslacht ➛Cryptocoryne. Verplaatsen van zulke soorten heeft dikwijls ook stagnerende groei tot gevolg, iets wat bij waterplanten zelden een probleem is.
➛Drepanocladus aduncus
➛Baldellia ranunculoides
= naar de Aboriginal naam.
Geslacht van grondels met ruim 25 soorten uit de familie van de ➛Eleotridae.
Typische grondels, erg kleurrijk, wat de dieren aan zeevissen doet denken. Het verspreidingsgebied is beperkt tot het noorden en oosten van Australië en Nieuw Guinea, meestal in kuststreken met brak water, al komen meerdere soorten ook in zoet water voor.
Langgerekte vissen, door de ronde doorsnede ook wat plomp aandoend. Veel soorten tonen sterke gelijkenis. Kenmerkend is de sterk reflecterende iris, waardoor de dieren blind lijken. De grote, krachtige bek is iets onderstandig. Als alle grondels een dubbele rugvin, die samen op tweederde van de rug staan, de voorste kleiner. De aarsvin is bijna zo groot als de achterste rugvin. De buikvinnen zijn niet vergroeid, maar wel stevig en worden vaak als steun bij het rusten gebruikt. De staart is waaiervormig.
Doorgaans schuwe, maar onderling vaak agressieve en territoriale dieren. Ook zijn er enkele roofzuchtige soorten. Kleine vissen en sprieten of lange vinnen dragende vissen lopen risico aangevreten te worden, een speciaalaquarium is te overwegen. Eventueel gezelschap met zorg kiezen, bij voorkeur niet te kleine dieren. Bodemdieren worden redelijk met rust gelaten. Garnalen worden als voedsel gezien. Koop minimaal 5 of 6 dieren om de agressie enigszins te verdelen. Zorg ook voor voldoende schuilmogelijkheden in de vorm van decoratie en planten. Houdt verlichting en stroming beperkt.
Gulzige, maar niet kieskeurige dieren, te voeren met een breed palet aan voedsel, zowel levend, diepvries- als droogvoer.
Meestal eenvoudig te kweken vissen. Zet een kweekrijp koppel apart. Tot 400 eieren worden dicht bijeen in een hol tegen het plafond, of op een platte steen of desnoods tegen een aquariumruit aan een draad afgezet. De vrouw wordt door de man verjaagd, waarna deze de broedzorg uitvoert. De eieren komen na maximaal 7 dagen uit, waarna de jonge vissen na enkele uren tot dagen vrij zwemmen. Hier stopt de broedzorg en kan de man beter worden verwijderd, het betreft hier ➛eierrovers. Jongen kunnen direkt met ➛infusoriën formaat ➛jongbroedvoer worden gevoerd, later ➛Artemia. Let op dat er groeiverschillen ontstaan en de grotere jongen de kleinere eten.
Castelnau 1878
Inheems in Australië, in dicht begroeid water.
Vorm als bij het geslacht vermeld. De kop draagt rode lijnen straalsgewijs vanaf het oog, met lichtblauwe vlekken op de kieuwdeksels. Grondkleur beigewit, naar de rug toe lichtbruin. Over de flank loopt een lichtblauwe band van kleine vlekjes, die afwiiselend, als door onzichtbare dwarsbanden, feller of gedempter zijn gekleurd. Op die dwarsbanden zijn aan weerszijden ook donkerrode randen te zien. over deze band zijn onregelmatig donkerrode vlekken gesprenkeld. Hetzelfde blauw met rode vlekken is ook op de basis van rug- staart- en aarsvinnen te zien. Rugvin met een geel met zwarte zoom, de aarsvin met een dunne blauwe.
Lengte tot 14 cm.
Verzorging en gedrag als bij het geslacht vermeld. Agressiviteit valt bij deze soort mee, maar pas op met al te kleine medebewoners.
De kweek is niet moeilijk en verloopt als bij de geslachtsbeschrijving. Tot 200 eieren worden op een platte steen afgezet.
Geschikt voor aquaria vanaf 180 liter.
Temperatuur: 15 tot 24° C
pH: 7-8 dH: 8-30 fH: 14-53 ppm: 130-500
Kopen: ok.