Grootheid voor het totaal aan opgeloste ➛zouten in water. Hiermee kan men ruwweg de ➛waterkwaliteit voor het houden en kweken van kritische diersoorten vaststellen. Voor aquariumwater geldt in het algemeen dat het na ➛ontharding een lage geleidbaarheid heeft van hooguit een paar tientallen µS/cm.
De eenheid van geleidbaarheid is de Siemens. Omdat de afstand tussen de elektroden echter bepalend is voor de gemeten waarde wordt de eenheid Siemens per centimeter: S/cm. 1 S/cm is echter een nogal hoge waarde, reden waarom dit meestal in microSiemens wordt weergegeven, µS/cm: een factor miljoen kleiner. Doorgaans spreekt men overigens van microSiemens en wordt voor het gemak het 'per cm' weggelaten.
Meten van de geleidbaarheid kan alleen met een elektronische ➛geleidbaarheidsmeter.
Elektronisch instrument om de ➛geleidbaarheid mee te ➛meten.
Technisch gezien is de geleidbaarheidsmeter een eenvoudig apparaat: het meet de weerstand van water met twee elektroden die op een vaste afstand van elkaar staan.
Zuiver - ➛gedestilleerd - water geleidt niet en geeft 0 µS/cm. Zodra er echter een stof, meestal een zout, in oplost, komt de geleidbaarheid op gang. Meer van dit soort onzuiverheden verhogen de geleidbaarheid. Zo varieert kraanwater in Nederland tussen de 300 en 600 µS/cm. Water uit de Zuid-Amerikaanse Rio Negro schommelt tussen de 6 en 9 µS/cm, wat vergelijkbaar is met ➛demiwater!
Een geleidbaarheidsmeter geeft daarmee alleen een globaal beeld van de waterkwaliteit, zonder verdere specificatie. Voor enkele toepassingen is dat echter voldoende, bijvoorbeeld bij het ➛ontharden van water.
Deze meters hoeven in principe niet te worden nageijkt, en worden voor aquariumdoeleinden vrijwel altijd op de juiste temperatuur van 25 ° gebruikt. Ze zijn echter wel gevoelig voor een veranderende temperatuur: als deze stijgt, zal volgens de meter ook de geleidbaarheid stijgen, al zijn de meeste meters voorzien van temperatuurcompensatie.
Dankzij de eenvoud is een betrouwbare meter voor een gering bedrag verkrijgbaar.