Overdracht van eigenschappen van ouders naar hun kinderen. De informatie daarvoor is vastgelegd in ➛genen, die aaneen geregen voorkomen in zeer lange ➛DNA-moleculen. Met name de plaats in dit DNA is van belang. DNA bevindt zich in iedere lichaamscel, altijd in paren, de ➛chromosomen. Voor iedere eigenschap zijn daarom twee genen beschikbaar; een actieve, die dominant wordt genoemd, en een passieve, die recessief wordt genoemd. De plaats in het lichaam bepaalt welke genen in de cel actief zijn, en daarmee de functie van de cel.
Voor overerving worden chromosomen gedeeld en afzonderlijk in dochtercellen geplaatst, een proces dat ➛meiose heet. Tijdens een ➛bevruchting worden twee van deze gedeelde chromosomen samengevoegd tot complete chromosomen in een nieuwe combinatie, waarbij andere eigenschappen actief kunnen worden, afhankelijk van welke nu dominant of recessief zijn. Op deze manier kunnen nakomelingen op zowel de vader als de moeder lijken, of op beide. Het totaal aan mogelijke variaties van een eigenschap wordt het idiotype genoemd. De verschijningsvorm van een organisme heet het fenotype. Het genenpakket ervan is het genotype.
= naar een Romeinse toneelfiguur.
Kieuwkreeften
Geslacht van roeipootkreeften uit de onderklasse van de ➛Copepoda, waarvan de vrouwelijke dieren ➛parasitair leven van de kieuwen van grotere vissen. Deze worden geregeld aangetroffen in de commerciële kweek van consumptievissen, waar ze grootschalige sterfte kunnen veroorzaken. Onder aquariumvissen een nog niet aangetroffen soort, wel bij koikarpers.
= afgeleid van Erica.
Orde van zeer diverse planten uit de orde van de ➛Spermatopsida, die zowel bomen, struiken als kruidachtige planten bevat, waaronder vleesetende.
Enkel de familie van de ➛Primulaceae bevat voor het aquarium geschikte planten.
= afgeleid van Eriocaulon.
Familie van voornamelijk overblijvende, eenzaadlobbige moerasplanten uit de orde van de grasachtigen of ➛Poales. Ruim 1200 soorten komen vooral voor in tropisch en subtropisch gebied, met name de beide Amerika's. Slechts enkele komen voor in de gematigde streken. De soorten zijn verdeeld over tien geslachten, aquariumplanten zijn te vinden in de geslachten ➛Eriocaulon, ➛Syngonanthus en ➛Tonina.
= met een behaarde steel.
Zeer uitgebreid geslacht van moerasplanten met ten minste 500 soorten uit de familie van de ➛Eriocaulaceae.
Grasachtige, eenzaadlobbige planten uit de orde van de ➛Poales, die hoofdzakelijk in tropische gebieden voorkomen, met name zuidelijk Azië en de beide Amerika's. In Europa komt slechts de E. aquaticum voor.
De planten leven in moerasachtige omgeving, vaak deels onder water. Het betreft meestal overblijvende planten, al komen ook eenjarige soorten voor.
De planten groeien in een dicht rozet van opgerolde, lintvormige bladeren. Na verloop komen er wat langere rechtop staande bloeistengels, ook onder water, met een bloemknop. Onder water openen deze niet. De bloeistengels geven de planten een onaards aanzien.
Van de honderden soorten zijn slecht enkele geschikt voor aquariumgebruik.
Brown 1810
Groeiwijze als vermeld bij het geslacht. Hardgroene plant met een witgeel gekleurd centrum.
Hoogte tot 10 cm, breedte tot 20 cm.
Geschikt voor aquaria vanaf 30 liter.
Temperatuur: 20 tot 28° C
pH: 5-7 dH: 8-12 fH: 14-21 ppm: 130-200 KH: 0-7