EierroversElassoma alabamae

Eierrovers

Dieren die ➛eieren direkt opeten na het ➛afzetten tijdens de ➛paai. Dit betreft zowel het eten van eieren van anderen als de eigen eieren. Met name bij gericht ➛kweken van vissen een belangrijke reden van verlies van opbrengst. In de natuur zorgen stroming en begroeiing of een stenige bodem ervoor dat genoeg eieren overleven en uitkomen. In de beslotenheid van een zo steriel mogelijk ingericht ➛kweekaquarium gebeurt dat niet.

Er bestaan meerdere methoden om dit te voorkomen. Vissen die in fijnbladig groen afzetten verliezen daardoor al gauw het zicht op de meeste eieren, dergelijke planten bieden al veel bescherming. Andere methoden zijn het plaatsen van een laag glazen knikkers op de bodem, van ruit tot ruit, om rollen ervan te voorkomen. Een alternatief is het kweek-, leg- of afzetrooster, een roestvast stalen of kunststof rooster met openingen waar wel de eieren, maar niet de ouders doorheen passen. Dergelijke roosters werken vanzelfsprekend alleen bij eieren die zinken. Deze roosters zijn niet te koop, maar niet moeilijk te maken.

Eikenbladeren

Herfstbladeren

Eikenbladvaren

Ceratopteris cornuta

Eikvarens

Polypodiaceae

Eilandbarbeel

Barbus oligolepis

Eindgastheer

Gastheer

éinthovenii

= naar de Nederlandse arts J. Einthoven.

Rasbóra

Eirond watertorretje

Hyphydrus

éiseni

= naar de Amerikaanse museumdirekteur Eisen.

Xenótoca

eláchys

= klein.

Hyphessóbrycon

Elassóma

= klein lichaam.

Dwergzonnebaarzen

Klein geslacht van baarsachtigen met 7 soorten uit de familie van de ➛Centrarchidae.

Kleine baarsachtigen uit Noord-Amerika met een ovaal lichaam. De kop stomp met een kleine, eindstandige bek. De enkele vinnen zijn waaiervormig afgerond. De dieren worden niet groter dan 4 cm. Het geslachtsonderscheid is doorgaans niet moeilijk. Mannen zijn normaal bruin getint, maar in de paartijd of in opgewonden toestand donkerbruin tot zwart getint met blauw iriserende accenten op lichaam en vinnen, terwijl de vrouwen meer lichtbruin zijn getekend met donkerder dwarsbanden of vlekken en kleurloze vinnen. Soorten onderling zijn wat lastiger te onderscheiden. E. zonatus en boehlkei zijn eenvoudig te herkennen aan de duidelijke dwarsbanden (zonatus 9, boehlkei 12-13) met gelijke brede afstand tot elkaar. E. gilberti heeft minder dwarsbanden, met meer tussenruimte. E. evergladei heeft naar de staartwortel enkele onduidelijke dwarsbanden en is verder gevlekt. E. okefenokee lijkt daar sterk op, maar heeft meer blauwe lijnen op de onderste flankhelft. E. okatie heeft meer een marmertekening.

Enigszins territoriale maar toch vreedzame dieren, die zich goed laten combineren met ander klein gezelschap, al is het beter ze 's winters koeler te houden. Houdt ze bij voorkeur met minimaal vier exemplaren. Zeer geschikt voor kleinere aquaria en weinig eisend. Een verwarming is doorgaans niet nodig, al zijn de dieren tolerant met een wat hogere temperatuur. Ook buiten in de vijver goed houdbaar. Wel kieskeurig met voedsel; droogvoer wordt doorgaans geweigerd. Ook plantaardig voer wordt gegeten, voornamelijk algen.

Kweken levert ook weinig problemen op. Eieren worden afgezet tussen of onder dichte begroeiing en worden door de man bewaakt tot de jongen vrijzwemmen.

Mogelijk vallen deze in de toekomst onder een eigen familie, de Elassomatidae.

Een ander punt van aandacht: deze dieren komen van oorsprong uit een vergelijkbaar klimaat als Nederland en lopen een groot risico een bedreiging te worden voor de inheemse natuur!

alabámae

Mayden 1993

Endemisch in bronnen in het noorden van de staat Alabama.

Lengte tot 25 mm.

Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.

Temperatuur: 15 tot 25° C

pH: 6-7   dH: 4-18   fH: 7-32   ppm: 70-300

Een ernstig bedreigde soort. Vermijd wildvang.

Kopen: ok.