CeratopterisCeratopteris thalictroides

Ceratópteris

= hoornvaren.

Klein geslacht van varens met 7 soorten uit de familie van de ➛Pteridaceae.

Uitzonderlijke varengeslacht, die uitsluitend water en moeras bewonende soorten omvat. Deze zijn alle ondergebracht in de onderfamilie van de Parkerioideae.

Wortelstok kort en vlezig, liggend of opgericht. Bladeren variabel van vorm, driehoekig, al of niet grof of fijn ingesneden, tot zeer diep nabij de hoofdnerf. Bladeren in de regel verspreid, soms tegenoverstaand.

Zowel steriele (zonder sporen) als fertiele bladeren, laatste bij een meer volgroeide plant. Fertiele bladeren meestal groter en dieper ingesneden, en vormen ook meer adventiefplanten aan de bladranden.

cornúta

Le Prieur 1830

Eikenbladvaren, blad-op-blad

Breed verspreidingsgebied rond de evenaar van Senegal tot Noord-Australië. Bij voorkeur in moerasgebied met wisselende waterstand, maar ook volledig ondergedoken als op land.

Groeit als beschreven bij het geslacht. Rizoom kort en opgericht. Bladeren variabel van vorm, zowel steriel als fertiel, met sporen. Eerstgenoemde beduidend kleiner dan laatste, ook minder vaak of geheel niet grof ingesneden. In de natuur zelden als drijfplant aangetroffen.

Hoogte tot 80 cm, breedte tot 1 m.

Buitengewoon makkelijke beginnersplant, die zowel drijvend, blad-op-blad geheten, als in de bodem groeiend kan worden gebruikt. In het eerste geval oppassen met condenswater: in het blad vallen gaten waar druppels blijven liggen. Gevoelig voor vraat. De wat agressieve groei kan met een bodem van ongewassen zand worden getemperd.

Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.

Temperatuur: 22 tot 28° C

pH: 5-8   dH: 4-12   fH: 7-21   ppm: 70-200

pteridoídes

Hieronymus 1905

Ceratopteris pteridoides
Ceratopteris pteridoides
Inheems in het zuiden van Noord-Amerika en . Komt uitsluitend drijvend en soms op (drassig) land voor, nooit onder water.

Groeit als bij het geslacht vermeld. Heldergroene bladeren, tegenoverstaand, driehoekig, met halfdiepe insnijdingen. Randen gelobd. Bladstelen breed en dik, deze zorgen voor drijfvermogen. Vormt in aquaria zelden fertiele bladeren. Wel groeien geregeld jonge planten aan de randen.

Hoogte tot 10 cm, breedte tot 50 cm.

Alhoewel in oudere literatuur geregeld als gemakkelijk snelgroeier aanbevolen, gaat het om een moeilijke plant. Als drijfplant nog het meest succesvol. Houdt dan ook de stroming beperkt.

Maakt slechts weinig adventiefplanten aan. Zodra deze wortelen kunnen ze worden geplant.

Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.

Temperatuur: 22 tot 28° C

pH: 5-8   dH: 4-12   fH: 7-21   ppm: 70-200

De plant is nog weinig bekend en komt in de handel vrijwel niet voor.

thalictroídes

Brongniart 1821

Sumatravaren

Ceratopteris thalictroides
De fijn geveerde sumatravaren.
Breed verspreid over tropisch gebied; zowel van Midden- tot centraal Zuid-Amerika als Florida, enkele plaatsen in Tanzania, Zuidoost-Azië en noordelijk Australië. Biotoop als bij C. cornuta.

Groeiwijze als bij de geslachtsbeschrijving. Rizoom kort en opgericht, wortelend in de bodem. Bladvorm als bij C. cornuta, maar fijner ingesneden, vergelijkbaar met ➛Hottonia palustris, ook als jonge plant.

Hoogte tot 1 m, breedte tot 1,4 m.

Verzorging vergelijkbaar met C. cornuta, maar kan het beste in de grond worden gezet.

Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.

Temperatuur: 22 tot 28° C

pH: 5-8   dH: 4-12   fH: 7-21   ppm: 70-200

Voorheen aangemerkt als de fijnbladige variant van de eikenbladvaren, toen nog onder deze soortnaam bekend