Zonnebaarzen
Kleine familie van Noord-Amerikaanse baarzen uit de orde van de ➛Perciformes met meerdere monotypische geslachten. Vissen met een hoekig rond gevormd hoog lichaam, wat door de grote, vrijwel altijd gespreid staande, vinnen vaak wordt versterkt. De staartwortel is enigszins verlengd. De kop is klein, met een eindstandige bek. Beide rugvinnen zijn vergroeid, met een stekelig voorste deel met vijf of meer stralen, de aarsvin is voorzien van drie of meer stekels. Bewoners van zoet en soms brak stilstaand of stromend helder water met een grind of steenbodem.
Wat grotere aquariumvissen, die ook bij kamertemperatuur vaak goed zijn te houden, als gevolg van de vaak noordelijke herkomst. Bedenk echter wel dat dit niet voor alle soorten geldt. Fraai gekleurde vissen waarvan de tekening wisselt al naar gelang leeftijd, stemming en omgeving. Uitgesproken carnivoren, sommige ronduit roofvissen. Helder en schoon water zijn vereist, evenals schuilplaatsen. De bodembedekking beter niet te scherp nemen, gezien het graafgedrag tijdens de broedtijd.
De kweek is doorgaans niet moeilijk. Nadat de man met zijn staart een ondiepe kuil in de bodem maakt worden hierin de eieren gelegd en bevrucht. Vervolgens bewaakt hij deze en voorziet ze door toewaaieren van vers water. Enkele soorten verzorgen de jongen ook na uitkomen nog enige tijd.
Geschikte aquariumvissen in de geslachten Ambloplites, Centrarchus, ➛Elassoma, Enneacanthus, ➛Lepomis, Micropterus en Pomoxis.
Door de overeenkomst in klimaat gedijen de meeste soorten uitstekend in Europese wateren en zijn om die reden tot invasieve exoot bestempeld. Invoeren en verhandelen van meerdere van deze vissen is daarom verboden.
= afgeleid van Ceratophyllum.
Familie met slechts één geslacht, ➛Ceratophyllum, uit de orde van de ➛Ceratophyllales.
= afgeleid van Ceratophyllum.
Orde van slechts één familie, de ➛Ceratophyllaceae, uit de klasse van de ➛Spermatopsida. Na onderzoek bleken de Ceratophyllaceae niet zo nauw verwant aan de Nymphales als aanvankelijk gedacht en vallen nu onder de eigen orde.
= hoornbladig.
Hoornblad
Klein geslacht van waterplanten met 5 soorten uit de familie van de ➛Ceratophyllaceae.
Echte waterplanten met een frisgroene kleur. Dunne, breekbare stengels met kransen van dunne, twee maal vertakkende bladslippen. De planten maken geen wortels.
Aan het eind van het seizoen maken de soorten uit gematigde streken compacte winterknoppen of ➛turionen met korte ➛internodiën, donkergroen en met relatief stevige bladslippen. Deze laten los en zinken naar de bodem om te overwinteren. In het voorjaar lopen deze weer uit en groeien naar het wateroppervlak om daar te vertakken en onder water drijvend dit te bedekken.
Weinig eisende aquariumplanten die vrij drijvend zijn te gebruiken, maar ook met een bladkrans in de grond kunnen worden verankerd. Deze bladkrans blijft lang intact.
Hoornblad scheidt een stof af die ontwikkeling van concurrenten, waaronder ➛algen en blauwalgen, tegengaat, een verschijnsel dat ➛allelopathie wordt genoemd.
Linneaus 1753
Gedoornd hoornblad, grof hoornblad
Dit is een echte ➛kosmopoliet.
Donker tot frisgroene bladkransen met tot 10 bladslippen, alle twee maal ingesneden. De vier eindslippen zijn met kartels bezet. Aan deze kartels dankt de plant de naam en is ook het belangrijkste onderscheid met de ongedoornde soort, die overigens ook gedoornd is, maar fijner. Uit Mexico komt de fraaie roodstengelige vorm.
Hoogte tot 3 m, breedte tot 6 cm.
Geschikt voor aquaria vanaf 10 liter.
Temperatuur: 10 tot 30° C
pH: 6-8 dH: 4-18 fH: 7-32 ppm: 70-300 KH: 4-18