= hoornbladig.
Hoornblad
Klein geslacht van waterplanten met 5 soorten uit de familie van de ➛Ceratophyllaceae.
Echte waterplanten met een frisgroene kleur. Dunne, breekbare stengels met kransen van dunne, twee maal vertakkende bladslippen. De planten maken geen wortels.
Aan het eind van het seizoen maken de soorten uit gematigde streken compacte winterknoppen of ➛turionen met korte ➛internodiën, donkergroen en met relatief stevige bladslippen. Deze laten los en zinken naar de bodem om te overwinteren. In het voorjaar lopen deze weer uit en groeien naar het wateroppervlak om daar te vertakken en onder water drijvend dit te bedekken.
Weinig eisende aquariumplanten die vrij drijvend zijn te gebruiken, maar ook met een bladkrans in de grond kunnen worden verankerd. Deze bladkrans blijft lang intact.
Hoornblad scheidt een stof af die ontwikkeling van concurrenten, waaronder ➛algen en blauwalgen, tegengaat, een verschijnsel dat ➛allelopathie wordt genoemd.
Linneaus 1753
Gedoornd hoornblad, grof hoornblad
Dit is een echte ➛kosmopoliet.
Donker tot frisgroene bladkransen met tot 10 bladslippen, alle twee maal ingesneden. De vier eindslippen zijn met kartels bezet. Aan deze kartels dankt de plant de naam en is ook het belangrijkste onderscheid met de ongedoornde soort, die overigens ook gedoornd is, maar fijner. Uit Mexico komt de fraaie roodstengelige vorm.
Hoogte tot 3 m, breedte tot 6 cm.
Geschikt voor aquaria vanaf 10 liter.
Temperatuur: 10 tot 30° C
pH: 6-8 dH: 4-18 fH: 7-32 ppm: 70-300 KH: 4-18
Bischoff 1839
Ongedoornd hoornblad, fijn hoornblad
Inheems in Europa en West-Azië. In ons land komt C. submersum niet veel voor. De exemplaren in de handel komen meestal uit warmere streken en zijn beter aangepast aan een permanent leven in warm water.
Uiterlijk als vermeld bij het geslacht. Bladslippen fijn getand.
Hoogte tot 60 cm, breedte tot 6 cm.
Geschikt voor aquaria vanaf 10 liter.
Temperatuur: 10 tot 26° C
pH: 6-8 dH: 8-30 fH: 14-53 ppm: 130-500 KH: 4-18
= hoornvaren.
Klein geslacht van varens met 7 soorten uit de familie van de ➛Pteridaceae.
Uitzonderlijke varengeslacht, die uitsluitend water en moeras bewonende soorten omvat. Deze zijn alle ondergebracht in de onderfamilie van de Parkerioideae.
Wortelstok kort en vlezig, liggend of opgericht. Bladeren variabel van vorm, driehoekig, al of niet grof of fijn ingesneden, tot zeer diep nabij de hoofdnerf. Bladeren in de regel verspreid, soms tegenoverstaand.
Zowel steriele (zonder sporen) als fertiele bladeren, laatste bij een meer volgroeide plant. Fertiele bladeren meestal groter en dieper ingesneden, en vormen ook meer adventiefplanten aan de bladranden.
Le Prieur 1830
Eikenbladvaren, blad-op-blad
Breed verspreidingsgebied rond de evenaar van Senegal tot Noord-Australië. Bij voorkeur in moerasgebied met wisselende waterstand, maar ook volledig ondergedoken als op land.
Groeit als beschreven bij het geslacht. Rizoom kort en opgericht. Bladeren variabel van vorm, zowel steriel als fertiel, met sporen. Eerstgenoemde beduidend kleiner dan laatste, ook minder vaak of geheel niet grof ingesneden. In de natuur zelden als drijfplant aangetroffen.
Hoogte tot 80 cm, breedte tot 1 m.
Buitengewoon makkelijke beginnersplant, die zowel drijvend, blad-op-blad geheten, als in de bodem groeiend kan worden gebruikt. In het eerste geval oppassen met condenswater: in het blad vallen gaten waar druppels blijven liggen. Gevoelig voor vraat. De wat agressieve groei kan met een bodem van ongewassen zand worden getemperd.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 22 tot 28° C
pH: 5-8 dH: 4-12 fH: 7-21 ppm: 70-200