LepomisLepomis gibbosus

Lépomis

= met beschubde kieuwdeksels.

Klein geslacht van baarsachtigen met 10 soorten uit de familie van de ➛Centrarchidae.

Grootste geslacht binnen de familie. Gemiddeld kleine zonnebaarzen met een hoog lichaam en een vrij lange staartwortel, afkomstig uit Noord-Amerika. Hun herkomst maakt het mogelijk de vissen bij kamertemperatuur te houden. Ook in de vijver doen ze het goed. De temperatuur liefst tussen 15 en 22° houden; 's winters kan deze gerust onder de 4° dalen. Bij 10° worden de dieren duidelijk trager.

Typerend aan deze soorten is een vliezig verlengstuk in de bovenhoek van het kieuwdeksel, 'oor' genaamd.

Weinig eisende vissen die zowel vrije zwemruimte verlangen als schuilplaatsen, beplant de randen van het aquarium goed met planten die lage temperaturen verdragen, zoals ➛Myriophyllum, en gebruik stenen of hout. Zorg voor helder en zuurstofrijk water.

Alhoewel het rovers zijn, eten sommige soorten zelfs droogvoer, mocht er niets anders zijn. In de natuur leven de dieren van ➛muggenlarven, wormen, bloedzuigers en eieren van andere vissen en amfibieën.

Kweken is eenvoudig. De man maakt een brede kuil, waarin de vrouw na de hofmakerij en enkele schijnparingen tot 1000 eieren afzet, in vier tot vijf paringen. Deze worden vervolgens door de man zeer agressief bewaakt. De vrouw kan mede daarom het beste worden verwijderd. Na drie tot vier dagen komen de eieren uit, waarna de jongen na ongeveer acht dagen vrij zwemmen. Gevoerd worden de jongen niet, maar wel bewaakt, het nest wordt voortdurend bijgehouden. Na drie jaar zijn de traag groeiende jongen geslachtsrijp.

cyanéllus

Rafinesque 1819

Groene zonnebaars, grasbaars

Oorspronkelijk verspreid ten oosten van de Rocky Mountains, van de Hudson Bay in Canada tot in noordelijk Mexico en de golfkust, maar uitgezet over heel Amerika. Ook in Europa, Afrika en Azië, waar de soort zich hier en daar weet te handhaven. Wordt in Nederland en België nog niet als invasief gezien.

Lepomis cyanellus
Groene zonnebaars. © ➛F. Ingemann Hansen

Uiterlijk als bij het geslacht beschreven, kop spitser dan L. gibbosus. Grondkleur oranjegeel (Am. pumpkin sunfish), Met een ruw netwerk van lichtblauw iriserende lijnen over kop en flank, vaak bovenin tot een vlak versmolten. Het oor is vrij groot, zwart, met een witte rand. Grote, eveneens oranjegele buikvinnen. De aarsvin heeft een oranje zoom. In het wild worden de dieren tot 30 cm.

Lengte tot 13 cm.

Geschikt voor aquaria vanaf 180 liter.

Temperatuur: 15 tot 25° C

pH: 6-8   dH: 4-18   fH: 7-32   ppm: 70-300

Kopen: ok.

gibbósus

Linnaeus 1758

Gewone zonnebaars

De oorspronkelijke verspreiding loopt van New Brunswick in Canada in het noordoosten langs de oostkust van Noord-Amerika tot in South Carolina, maar de soort is ondertussen ingeburgerd in Midden- en Zuid-Europa.

Lepomis gibbosus
De gewone zonnebaars. © ➛R. Vesters

Uiterlijk als aangegeven bij het geslacht. Grondkleur lichtbruin, met regelmatige ringvormige, donkerder bruine vlekken over de hele flank, naar het midden toe met rood gevuld. De onderste lichaamshelft met een iriserend rode laag, soms de gehele flank. Op de kop vormen zich daaruit golvende lijnen die vanuit het oog lopen. Het oor is zwart, met wit en rood omrand. Zeven, acht vage dwarsbanden kunnen op de flank zichtbaar zijn. Rug- en staartvin zijn naar de rand transparant lichtblauw.

Lengte tot 20 cm.

De kweek is zeer gemakkelijk, de vissen zijn bijzonder productief.

Geschikt voor aquaria vanaf 180 liter.

Temperatuur: 15 tot 25° C

pH: 6-8   dH: 4-18   fH: 7-32   ppm: 70-300

De zonnebaars komt al sinds de 19e eeuw in Nederland en België voor. Sinds 2016 geldt een Europees verbod op het handelen en houden van deze dieren.

Kopen: nee.