DaltoniaceaeDanio aesculapii

Daltoniáceae

= afgeleid van Daltonia.

Familie van mossen uit de orde van de ➛Hookeriales.

Tapijt vormende kleine planten met zowel kruipende, aan harde ondergrond gehechte stengels als opgaande, verder onvertakte stengels, voorzien van spiraalsgewijs staande blaadjes.

Het enige voor het aquarium belangwekkende geslacht is ➛Distichophyllum.

Damasónium

= oude naam voor Alisma.

Klein geslacht van moerasplanten met 6 soorten uit de familie van de ➛Alismataceae.

Planten met lintvormige primaire bladeren en secundaire lancetvormige, langgesteelde bladeren. De laatste vormen drijfbladeren bij een lage waterstand, of steken er boven uit. De bloemen dragen drie ronde, witte of roze kroonbladeren, welke uiteindelijke typische, zespuntige stervruchten vormen. De verspreiding loopt van West-Europa via Zuid-Europa en Centraal-Azië tot in India, ook aanwezig in Australië. Eén soort is beperkt geschikt voor gebruik in aquaria.

alísma

Miller 1768

Groot verspreidingsgebied maar erg versnipperd; de plant komt voor in Engeland en de meer subtropische delen van Europa en zuidwestelijk Azië tot in Kazachstan. Ontbreekt in België en Nederland.

Groeiwijze als vermeld bij het geslacht.

Hoogte tot 30 cm, breedte tot 30 cm.

In het tropisch aquarium een moeilijke plant vanwege de permanent hoge temperatuur. De plant is meer geschikt voor het ➛koudwateraquarium en de vijver.

Als alle rozetplanten maakt ook deze uitlopers die kunnen worden afgenomen zodra ze zijn geworteld.

Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.

Temperatuur: 18 tot 26° C

pH: 5-7   dH: 0-18   fH: 0-32   ppm: 0-300

De plant is in de handel vrijwel onverkrijgbaar, mogelijk in een tuincentrum.

Dambordcichlide

Nannacara anomala

dáncena

= naar de lokale naam.

Orýzias

Dánio

= van dhani, Bengaals voor 'uit het rijstveld'.

Geslacht van karpers met meer dan 25 soorten uit de familie van de ➛Danionidae.

Slanke, langgerekte en levendige scholenvissen met een vrijwel rond lichaam. Deze waren voorheen onder het geslacht Brachydanio ondergebracht. De grotere soorten met twee ➛baarddraden zijn tegelijkertijd onder ➛Devario geplaatst.

De vissen hebben vier volledige of rudimentaire baarddraden en een onvolledige of ontbrekende ➛zijlijn die onder het midden van het lichaam loopt. De kleine bek is bovenstandig, wat past bij hun leven nabij het oppervlak. De anaalvin is van iets van een streep voorzien en de lengtestrepen lopen door tot op de staart

Onder de danio's zijn veel populaire aquariumvissen te vinden. Het is van belang de vissen in niet te kleine aquaria te houden in school van zeker acht dieren. Snelle zwemmers, die voor wat schuwere soorten te opdringerig kunnen zijn. Dekking van boven in de vorm van drijfplanten of -bladeren wordt gewaardeerd, maar is niet strikt noodzakelijk. Enige stroming lijkt gunstig, maar hoeft zeker niet sterk te zijn. De dieren eten zowel ➛droog- als ➛levend voer, vooral muggenlarven en kleine kreeftachtigen.

De kweek verloopt grotendeels als vermeld bij de Cyprinidae. Zet meerdere mannen bij een vrouw. De paring vindt vaak plaats bij ochtendzonlicht.

aesculápii

Kullander & Fang 2009

Endemisch in het Rakhinegebied in westelijk Myanmar, waar de dieren leven in traag stromend, helder water dat zich verzamelt in bekkens in de rivier.

Danio aesculapii
Danio aesculapii. © ➛F. Ingemann Hansen

Uiterlijk als vermeld bij het geslacht. Blauw gekleurde vissen met een groengele, ogenschijnlijk dubbele zigzagtekening over de lengte. Buik wit. De staartvin is transparant warmgeel getint. Mannen zijn intenser van kleur en kleiner.

Lengte ♀ tot 30 mm, ♂ tot 25 mm.

Verzorging en gedrag als bij het geslacht beschreven. Minder stromingsbehoeftig dan andere soorten.

Kweek als beschreven bij het geslacht.

Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.

Temperatuur: 22 tot 27° C

pH: 7-8   dH: 0-8   fH: 0-14   ppm: 0-130

Een zeer kwetsbare soort als gevolg van vooral overbevissing. In de handel is vooral nakweek te koop.

Kopen: ok.