ClinopodiumClithon corona

Clinopódium

= voetenbankje.

Steentijm

Aanzienlijk geslacht van moerasplanten met ruim 150 soorten uit de familie van de ➛Lamiaceae.

Kleine, kruidige planten of struiken, nauw verwant aan muntsoorten, groeiend op hellingen in duin- en riviergebied.

Sessiele, tegenoverstaande bladeren, heldergroen, rond, ovaal of eivormig, met enkele inkepingen langs de bladrand. Stelen eveneens groen, meestal behaard, soms vierkant, en verhouten zodra meerjarig.

De naam heeft betrekking op de schutbladeren, die de bloemen ondersteunen. Enkele soorten komen voor in België en Nederland, zoals borstelkrans (C. vulgare) en klein steentijm (C. acinos). Voor het aquarium komt tot dusver alleen C. brownei in aanmerking.

brównei

Kuntze 1891

Clinopodium brownei
Clinopodium brownei
Afkomstig uit het zuiden van Noord-Amerika, Midden- en Zuid-Amerika.

Vorm als bij het geslacht vermeld, met vierkante, onbehaarde stelen. Deze groeien onder water rechtop, boven water gaan deze hangen, waaruit weer zijtakken zich oprichten. Bladeren rond eivormig met twee inkepingen aan weerszijden. Oogt als de makkelijker te houden penningkruid (➛Lysimachia nummularia). Bloemen wit met paars.

Hoogte tot 60 cm, breedte tot 5 cm.

Weinig eisende plant, die het beter doet met meer licht. ➛Plantenvoeding gewenst, gebrek daaraan zorgt voor stagnerende groei. Vertakt weinig, wat met ➛toppen kan worden gestimuleerd.

Te vermeerderen door afnemen van zijtakken.

Geschikt voor aquaria vanaf 30 liter.

Temperatuur: 20 tot 28° C

pH: 5-8   dH: 0-18   fH: 0-32   ppm: 0-300

Clíthon

Groot geslacht van slakken met meer dan 50 soorten uit de familie van de ➛Neritidae.

Kieuwslakken die vooral in zoet en brak water voorkomen. Vele soorten zijn fraai gekleurd; veel voorkomend zijn de met de winding meedraaiende brede zwarte streep op een lichte ondergrond en lichte spikkels met een donkere ernaast, alle aan dezelfde kant, waardoor het schaduwen lijken. Meerder soorten hebben op de schelp een nauwelijks waarneembare kiel met soms opvallende uitsteeksels. De slakken zijn van gescheiden geslacht, maar het onderscheid is niet te zien. Alle slakken hebben een ➛operculum.

De slakken groeien langzaam. Zeer effectieve algeneters, die de planten met rust laten. Met name ➛punt- en ➛draadalgen worden gegeten. Eventueel ➛herfstbladeren of algentabletten bijvoeren bij gebrek aan voedsel. Ook droogvoer wordt gegeten na enige gewenning. Witte eipakketjes worden geregeld afgezet, sommigen vinden deze storend.

Kweken is moeilijk, aangezien in de natuur deze slakken er een ➛amfidrome levenswijze op na houden en brak water nodig hebben om op te groeien, maar is al wel gelukt door geleidelijk het zoutgehalte aan te passen.

coróna

Linneaus 1758

Geweislak, stekelslak

Afkomstig uit Indonesië en West Papoea.

Schelp als beschreven bij het geslacht. Variabel van tekening, maar grijsgroen of -bruin, van kleur. Door selectieve kweek zijn helderder gekleurde varianten verkrijgbaar.

Clithon corona
Clithon corona

Lengte tot 30 mm.

Verzorging en kweek als bij het geslacht vermeld.

Geschikt voor aquaria vanaf 30 liter.

Temperatuur: 20 tot 28° C

pH: 7-8   dH: 4-30   fH: 7-53   ppm: 70-500

Kopen: ok.