= afgeleid van Nerita.
Familie van kieuwslakken met een wereldwijde verspreiding. Kenmerkend voor de meeste soorten is de hoornvorm van het huis, met een grote, bolronde laatste winding, meestal glad, maar ook gegroefd of gekarteld. De hoorn ligt of in het platte vlak, of heeft een kurkentrekkervorm. In enkele gevallen met versieringen als een getande rand, al dan niet verdikt, eventueel met grote stekels of zijvleugels.
In plaats van een een hoorn komt ook de mutsvorm binnen de familie voor, vergelijkbaar met ➛Ancylus. Deze huisvorm mist het ➛operculum. De opening is altijd wijd halfrond.
De meeste soorten leven in zee, maar er zijn ook enkele soorten die in brak- en zoetwater leven. Er zijn ruim 15 geslachten met vele ondergeslachten. Voor het zoetwateraquarium zijn de geslachten ➛Clithon, Neripteron, ➛Neritina, Septaria, Theodoxus en Vittina van belang.
= naar de Griekse zeegod Nerites.
Geslacht van slakken met ten minste 25 soorten uit de familie van de ➛Neritidae.
Sierlijke kieuwslakken met soorten in zowel zoet- als zeewater. Gewonden huizen met een grote laatste winding, meestal glad, soms gekarteld. Vaak met een opvallende tekening. Rand zonder verdikking of vertanding. Alle hebben een operculum. De dieren komen vrijwel niet onder het huis uit, wat hen ongevoelig maakt voor de slakkenetende slak, ➛Anentome helena. De voelsprieten zijn lang en dun. Het lichaam is grijs van kleur.
Behalve fraai zijn de slakken ook succesvol in de algenbestrijding. Met name ➛puntalgen en kiezelwieren, waar langzaam groeiende planten als ➛Anubias onder kunnen lijden. Gebrek aan algen kan echter leiden tot vraat aan de planten, volgens sommigen. In dat geval kan de slak worden gevoerd met ➛plantaardig voer als komkommer of slabladeren of droogvoer. De laatste kunnen onder de hete kraan zachter worden gemaakt.
De slakken zijn erg gevoelig voor koper. Het is verstandig de kraan enige tijd te laten lopen voor er vers water voor het aquarium uit wordt getapt. Gebruik van boilerwater is ook af te raden. Plaats deze slakken op hun lichaam en laat ze niet op hun rug liggen, sommige soorten hebben veel moeite met zichzelf rechtop krijgen.
Nakweek is over het algemeen moeilijk vanwege de overwegend amfidrome levenswijze van deze slakken. Er worden wel kleine, witte eicocons gelegd, maar deze komen alleen uit in brak water. Deze eicocons zitten erg vast en worden niet door iedereen even gewaardeerd. Overigens stopt het eieren leggen als er per slak ca. 10 liter water voorhanden is: de dieren reguleren zichzelf tegen overbevolking.
Het geslacht kent een drietal ondergeslachten: Dostia, Neritina en Vittina.
Linneaus 1767
Verspreid in Oost-Afrika, India, Thailand en Maleisië tot en met de Filippijnen, eilanden in de Stille Oceaan en Australië. De slakken leven in beken en rivieren met snelstromend water en een stenige bodem.
Enigszins mutsvormig huis met een symmetrische draai, dus links en rechts gelijk. De kleur van het huis varieert al naar gelang de ondersoort: de vrijwel zwarte N. pullligera knorii en de meer goudbruine N. pulligera stumpfi. Alles daartussen aan kleur komt voor, wat het onderscheid tussen beide lastig maakt. Het lichaam is grijs.
Lengte tot 23 mm.
Verzorging en kweek als beschreven bij het geslacht.
Geschikt voor aquaria vanaf 30 liter.
Temperatuur: 22 tot 30° C
pH: 6-8 dH: 4-30 fH: 7-53 ppm: 70-500
Kopen: ok.