RheofielRhexipanchax lamberti

Rheofiel

Voorkeur voor een leven in (snel) stromend water. Sommige diersoorten zoeken de ➛stroming alleen op voor de ➛paring en worden daarom partieel rheofiel genoemd.

Planten heten rheofyten als deze zonder stroming niet kunnen leven. Kenmerkend aan deze planten zijn de dikwijls slanke en soepele bladeren, die weinig weerstand ondervinden. Ook zijn ze stevig geworteld. Zijn planten niet van stroming afhankelijk, maar kunnen deze zich daarin tijdelijk goed stand houden, dan worden deze facultatieve rheofyten genoemd.

Rhexipanchax

= gebroken killivis.

Klein geslacht van tandkarpers met 4 soorten uit de familie van de ➛Procatopodidae.

Slank gebouwde killivissen uit West-Afrika met een gestroomlijnd lichaam, zijdelings afgevlakt. De kop is spits met toch een stompe snuit en sterk bovenstandige bek, de ruglijn vlakker dan de buiklijn, de rug- en aarsvin ver naar achteren geplaatst en de borstvinnen zijn puntig en achterwaarts omhoog gericht: typerend voor vissen die nabij het oppervlak leven. R. nimbaensis vormt hierop een uitzondering.

Groepsvissen, al kan van schoolvorming niet echt sprake zijn. Houdt ze met acht exemplaren als minimum. Zorg voor een dichte beplanting met een deel open zwemruimte, met enige stroming. Dek het aquarium goed af, de dieren doen geregeld een sprong.

Als voedsel niet te grof ➛dierlijk voedsel van uiteenlopende aard, denk aan kleine kreeftachtigen, muggenlarven en fruitvliegen

De kweek is in de regel eenvoudig, waarbij dagelijks eieren tussen planten of op een ➛kweekmop worden afgezet. Zet daartoe enkele vrouwen en een man apart. Om de opbrengst hoog te houden kunnen de eieren beter dagelijks worden verwijderd, de meeste soorten doen aan ➛eierroven. Eieren komen in twee weken uit en eten direkt Artemia formaat ➛jongbroedvoer. Jongen zijn geslachtsrijp in 5 tot 7 weken.

kábae

Daget 1962

Inheems in de Mamou rivier, een zijarm van de Kaba in Guinee in West-Afrika, in kleine beken en rivieren.

Vorm als bij het geslacht beschreven, vinnen geel, bleek oranje of rozig.

Lengte tot 45 mm.

Over de kweek zijn geen gegevens.

Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.

Temperatuur: 18 tot 26° C

pH: 6-7   dH: 8-12   fH: 14-21   ppm: 130-200

Een kwetsbare soort.

lambérti

Daget 1962

Verspreiding over noordelijk en centraal Guinee, in bosbeken met een zandbodem, in scholen zwemmend in open water.

Vorm als bij het geslacht vermeld. Mannen blauwwit van kleur, in de staart aan de onderzijde een blauwe rand. Vrouwen neutraal grijzig bruingeel.

Lengte ♀ tot 30 mm, ♂ tot 35 mm.

Verzorging, gedrag en kweek als bij het geslacht beschreven. Ouders laten eieren en jongen in de regel met rust.

Geschikt voor aquaria vanaf 30 liter.

Temperatuur: 18 tot 26° C

pH: 5-7   dH: 4-12   fH: 7-21   ppm: 70-200