PontederiaceaePoropanchax normani

Pontederiáceae

= afgeleid van Pontederia.

Pontederiafamilie

Familie van water- en moerasplanten uit de orde van de ➛Commelinales. Wereldwijd verspreid in de tropen, subtropen en warmer gematigd gebied, met name in de beide Amerika's. Kenmerkend in de familie is het verschijnsel heterostylie, waarbij twee of drie stamperlengten aan de overigens identieke bloemen voorkomen. Deze verschillen bevorderen kruisbestuiving: stuifmeel kan alleen bloemen met een ander stamperlengte bevruchten.

Geschikte aquariumplanten komen voor in de geslachten ➛Heteranthera, Hydrothrix en ➛Pontederia.

Pontederiafamilie

Pontederiaceae

pontederiifólia

= met bladeren als van Pontederia.

Cryptocorýne

Poothoutje

Thayeria boehlkei

popelíni

= mogelijk naar de Belgische officier Popelin.

Chalinochrómis

Porífera

= poriën dragend.

Sponzen

Stam van meercellige, zeer eenvoudige waterorganismen. Wereldwijd komen deze voor, voornamelijk in zee, maar ook enkele in zoet water, alle uit de familie van de ➛Spongillidae.

Sponzen zijn kolonievormende organismen met een buisvormig lichaam, met aan één kant de opening of osculum, de andere, gesloten kant hecht zich vast aan de vaste ondergrond. Het osculum kan zich sluiten. De buiswand bestaat uit twee lagen cellen met daartussen gelachtig, zogeheten mesohyl en vormen samen aldus een sandwichconstructie. Deze is van vele poriën voorzien. In de poriën bevinden zich cellen met zweepharen, die een inwaartse stroming in stand houden, de buisholte in. Daardoor kunnen voedsel en zuurstof worden opgenomen. Sponzen bevinden zich voornamelijk in voedselrijke omgevingen, vaak vervuild water.

Iedere afzonderlijke cel kan weer tot een volledige spons uitgroeien, sponzen hebben een sterk ➛regeneratief vermogen. Voortplanten gaat zowel geslachtelijk als ongeslachtelijk. Sponzen zijn tweeslachtig. Cellen aan de binnenkant van de buis kunnen zaadcellen aanmaken, welke het osculum verlaten. Bij een andere spons komen deze net als voedsel via de poriën aan de buitenkant binnen. ➛Ongeslachtelijk vermeerderen sponzen zich door knoppen, die loslaten en elders een nieuwe kolonie starten, of met gemmulae, hardere knoppen die droogte kunnen overleven.

Poropánchax

= Panchax met poriën.

Klein geslacht van tandkarpers met 5 soorten uit de familie van de ➛Procatopodidae.

Kleine Afrikaanse killivissen met een langgerekte en slanke, snoekachtige vorm, met de rugvin ver naar achteren, en een grote aarsvin. Bovenstandige bek. Enigszins doorzichtig geel met een blauwige gloed, soms met lichtblauwe lengtestrepen. Enkele soorten met oranjerode of gele accenten in de vinnen.

Typische ➛scholenvissen die zich graag bij het wateroppervlak ophouden, ook voor het gezelschapsaquarium geschikt. Vermijd daarbij al te grote en agressieve soorten te combineren. Zorg voor dichte begroeiing gecombineerd met voldoende zwemruimte. Drijfplanten of -bladeren zijn welkom. Voedsel graag gevarieerd en niet te groot. Zowel levend, diepvries- als droogvoer en wordt geaccepteerd. Eenmaal op de bodem wordt er echter niet meer naar omgekeken, dus het is opletten met overgebleven resten.

De kweek geeft meestal weinig problemen. Met een dichte begroeiing blijven er altijd wel enige jongen in leven. Het is raadzaam één man bij meerdere vrouwen te zetten. Eieren worden tussen de planten afgezet en komen na minimaal 12 dagen uit. Over het algemeen laten de dieren zowel eieren als jongen met rust. Jongen accepteren Artemia formaat jongbroedvoer zodra ze vrij zwemmen.

nórmani

Ahl 1928

Lichtoogje, Afrikaans blauwoogje

Inheems van Senegal tot Sudan. De vissen leven in dicht begroeid water.

Lichaam als vermeld bij het geslacht. Grondkleur groenig, doorschijnend. De schubben hebben een donkere rand, wat een nettekening geeft. De bovenrand van het oog licht helderblauw op. Vrouwen zijn wat voller dan mannen; de laatste hebben een duidelijker tekening in de puntiger vinnen, die van de vrouwen zijn kleiner en afgerond.

Poropanchax normani
Het lichtoogje.

Lengte tot 40 mm.

Een wat schuwe, maar verder toch ook weinig eisende en levendige vis die liefst in een school van minimaal acht exemplaren leeft. Voorkeur voor stromend water.

Kweken gaat uiterst eenvoudig en volgens de geslachtsbeschrijving. Als de dieren zich veilig voelen, kweken ze spontaan. Dagelijks worden enkele eieren afgezet.

Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.

Temperatuur: 20 tot 26° C

pH: 6-7   dH: 0-8   fH: 0-14   ppm: 0-130

Deze vis heeft een hele reeks namen gehad, met name Aplocheilichthys normani zullen wat oudere liefhebbers zich herinneren.

Kopen: ok.