= met een afwijkende helmknop.
Sterkruid
Klein geslacht van moerasplanten met 9 soorten uit de familie van de ➛Pontederiaceae.
Afkomstig uit Afrika en Amerika, zowel in tropische, subtropische als gematigde streken.
Twee vormen komen voor: enerzijds submerse planten met opgaande stengels waaraan verspreid of in kransen staande bladeren, zittend, lint- of draadvormig en dun, enigszins gedraaid ten opzichte van elkaar. Dit leidt tot waaier- of stervormige toppen, als de bladeren nog dicht bij elkaar staan. Anderzijds half drijvende planten met horizontale stengels waar vanaf gesteelde en ronde bladeren even boven water uitsteken.
Eenvoudig te houden en snel groeiende planten die echter wel veel licht vragen. Te weinig licht resulteert in snel vergaan van de oude bladeren. Plant de stengels daarom ook niet te dicht opeen. Toevoeging van ➛CO₂ versnelt de groei beduidend. Sommige soorten zijn ➛cleistogaam.
MacMillan 1892
Inheems in Midden- tot Noord-Amerika, van Guatemala tot in Canada, in rivieren en meren tot 5 meter diep, maar ook aan de oever.
Groeiwijze als aangegeven bij het geslacht. Zoals de Latijnse soortnaam al aangeeft is de bladvorm erg variabel, altijd lintvormig, zowel onder als boven water, kort en breed of lang en smal, met een rond uiteinde. Kan een rommelige indruk geven. Boven water zijn de bladeren beduidend steviger. Bloemen geel.
Hoogte tot 40 cm, breedte tot 7,5 cm.
Verzorging en vermeerdering als vermeld bij het geslacht.
Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.
Temperatuur: 15 tot 28° C
pH: 7-8 dH: 8-30 fH: 14-53 ppm: 130-500
De plant was lang bekend als Zosterella dubia.
Hooker 1887
Endemisch in Brazilië, oostelijk van de rio Tocantins in allerlei stilstaand water.
Groeit met opgaande stelen met daaraan bladkransen van maximaal 30 neergebogen, draadvormige en heldergroene bladeren, aan de top lichtgroen. Bloeit geel, rijpe zaaddozen zijn bruin.
Hoogte tot 55 cm, breedte tot 7 cm.
Weinig aangeboden eenjarige planten. Een breekbare, snelle groeier, die echter veel licht nodig heeft, wil deze niet wegkwijnen. Ook de internodiën blijven dan kort. Gevoelig voor vervuiling en veralging, als vele dunbladige soorten, helder water is van belang. Fijn substraat heeft de voorkeur, bodemvoeding heeft weinig zin. De planten sterven af na zaad te hebben gezet.
Dat maakt het houden van de plant lastig. Gelukkig zijn de bloemen ➛cleistogaam, dus ook van ondergedoken bloemen kan weer zaad worden gewonnen. Takken drijvend aan het oppervlak bloeien normaal. De zaaddozen bevatten tot 40 zaden. Tot de bloei kunnen voor uitbreiding van de groep ook zijscheuten worden gebruikt.
Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.
Temperatuur: 18 tot 28° C
pH: 5-8 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
Deze moeilijk verkrijgbare plant is lang bekend geweest als Hydrothrix gardneri.