= afgeleid van Pantanodon.
Monotypische familie van levendbarende tandkarpers binnen de orde van de ➛Cyprinodontiformes, welke enkel het geslacht ➛Pantanodon bevat. Tot 2018 werd dit geslacht geschaard onder de ➛Poeciliidae, tot DNA-onderzoek uitwees dat de Afrikaanse tak daarvan meer verwant is aan de Europese tandkarpers.
= met velerlei tanden.
Monotypisch geslacht van beentongvissen uit de familie van de ➛Pantodontidae.
De vlindervis is als oudgediende een icoon in de aquariumhouderij, met een selecte groep liefhebbers. De vis wordt sporadisch in de handel aangeboden. De naam vlindervis verwijs naar de grote borstvinnen, die van bovenaf aan een vlinder doen denken. Het is een typisch oppervlaktejager.
Peters 1876
Vlindervis
Groot verspreidingsgebied, maar vooral te vinden in West-Afrika, van Gabon, het Tsjaadmeer en de Congo rivier tot zuidelijk Tanzania in de Zambezi rivier, altijd in beschaduwd water met geringe stroming.
Langgerekt maar toch fors lichaam, zijdelings wat afgeplat, met een rechte ruglijn. De bek is groot en nadrukkelijk bovenstandig, scharnierend aan de onderkant van de kop. De ogen kunnen zowel goed in als boven water zien. De rug- en grote aarsvin staan ver naar achteren, de staart heeft een gesplitste en verlengde vierde vinstraal. De grote, driehoekige borstvinnen zijn aan de buiklijn bevestigd en in rust schuin omhoog gericht, met een benige voorste vinstraal. De soms rood gekleurde buikvinnen zijn met elkaar aan de voorzijde vergroeid, de in totaal acht vinstralen sterk draadvormig verlengd. Grondkleur licht roodbruin tot donkerbruin, met een variabele tekening; vrijwel geheel ontbrekend of fijn gemarmerd, soms met een lage, brede, donkerbruine lengtestreep. De borstvinnen zijn of geheel kleurloos of bijna geheel zwartbruin, met een transparant midden. Mannen met meer uitstekende voorste drie aarsvinstralen.
Lengte tot 10 cm.
Schemerdieren. Tamelijk onverdraagzaam naar andere oppervlaktevissen, andere dieren worden met rust gelaten. De verlengde buikvinstralen kunnen door sprietenbijters worden aangevreten, zoals ➛sumatranen. Al te kleine vissen staan op het menu. De grote bek kan vrij grof voedsel aan, de dieren leven in de natuur vooral van insecten, die met sprongen tot meerdere meters worden bemachtigd, dek daarom het aquarium goed af, maar liever niet met dekruiten, deze kunnen tot verwondingen leiden. Al te klein voedsel wordt gewoonlijk genegeerd. In het aquarium kan met levend en diepvriesvoer worden gevoerd, droogvoer wordt soms geaccepteerd. Het aquarium zelf hoeft niet hoog te zijn, een groot oppervlak is van belang. Een kleine bak is het best vooral lang. Onderling kunnen de dieren onverdraagzaam zijn, maar bij voldoende ruimte is een kleine groep geen probleem.
Kweken kan, maar de opfok van de jongen is moeilijk. Breng de dieren op conditie met afwisselend levend en diepvriesvoer. Gedurende een paar weken verlagen van de waterstand tot 10 cm en daarna verhogen tot 20 kan de kweek op gang helpen. De paring vindt plaats nadat de man de vrouw enige tijd najaagt. ➛Vrijleggende ➛eierrovers die gedurende enige dagen dagelijks tot 200 eieren afzetten. Deze stijgen naar het oppervlak en worden gegeten indien niet snel uitgevangen. De transparante eieren kleuren na een paar uur donker, en komen na maximaal vier dagen uit. Het is noodzakelijk de jongen in het voer te laten staan, deze eten alleen wat voorbij zwemt. ➛Azijnaaltjes en ➛Artemia ➛naupliën zijn geschikt. Houdt de ➛waterkwaliteit op peil met geregelde, kleine ➛waterwissels; de jongen zijn erg gevoelig voor het afnemen en veranderingen ervan.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 24 tot 30° C
pH: 6-7 dH: 4-18 fH: 7-32 ppm: 70-300
Kopen: ok.
= afgeleid van Pantodon.
Monotypische familie uit de orde van de beentongvissen of ➛Osteoglossiformes, met ➛Pantodon als enige geslacht. De daarin voorkomende vlindervis is een oudgediende in de aquariumwereld.