➛Turbatrix aceti
= sterft door droogte.
Kroosvaren
Klein geslacht van varens met 5 soorten uit de familie van de ➛Salviniaceae.
Kleine ➛drijfplanten met een mosachtig uiterlijk. Aan varens doen de planten niet denken, maar ze zijn het wel: aan de onderzijde van de blaadjes kunnen zich sporendoosjes vormen, al gebeurt dit maar weinig.
Kleine plantjes van slechts enkele centimeters groot, die zich via een horizontaal ➛rizoom vermeerderen. Op het rizoom groeien vanuit een knoop korte stengels met daaraan elkaar overlappende, dikke blaadjes. Wortels ontbreken.
Net als kroos hebben de soorten een voorkeur voor voedselrijk, stilstaand of langzaam stromend water. De planten leven in symbiose met de ➛blauwalg Anabaena azollae, die zich in de ruimten tussen het kussenvormige bladweefsel bevinden. De blauwalg kan ➛stikstof rechtstreeks uit de atmosfeer binden. De planten nemen daarom geen stikstof op uit het water. De blauwalg vormt verder geen bedreiging voor het aquarium en is volledig afhankelijk van de kroosvarens. Ze kunnen met aquariumlicht prima toe: de planten bevinden zich vrijwel direkt onder de lampen. Licht zal daarom zelden een probleem vormen. Frisse lucht daarentegen kan dat wel: dat wordt erg gewaardeerd. Dat maakt deze plantjes minder makkelijk voor aquariumcultuur.
De soorten zijn wereldwijd te vinden, met name in tropische en subtropische gebieden. In Nederland komen alleen A. filiculoides en A. cristata voor.
Kaulfuss 1824
Kleine kroosvaren
Inheems in tropisch en subtropisch Amerika. In Europa verwilderd.
Hoogte tot 10 mm, breedte tot 25 mm.
Deze soort groeien het best bij vochtige en warme lucht met veel licht. In het aquarium zelden succesvol op de lange termijn, met name 's winters hebben ze het moeilijk. Overwinteren in een ondiepe schaal bij 12 tot 15° met licht gaat beter. Goed vochtig houden.
Temperatuur: 18 tot 25° C
pH: 5-7 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
Ook bekend als A. caroliniana en A. mexicana.
Lamarck 1783
Grote kroosvaren
Deze soort is een kosmopoliet en komt regelmatig voor op voedingsrijk, nagenoeg stilstaand water.
's Zomers zijn de plantjes frisgroen, in de herfst kleuren ze roodbruin.
Hoogte tot 20 mm, breedte tot 10 mm.
Temperatuur: 10 tot 30° C
pH: 6-8 dH: 0-30 fH: 0-53 ppm: 0-500
De voormalige soort A. rubra bleek een ondersoort hiervan, de A filiculoides var. rubra.