= afgeleid van Melanotaenia.
Regenboogvissen
Familie van kleurrijke ➛scholenvissen die aan koraalvissen doen denken, afkomstig uit de orde van de koornaarvisachtigen of ➛Atheriniformes. Hun verspreiding loopt van Indonesië, Nieuw-Guinea tot en met het noorden en oosten van Australië. Het geslacht Bedotia komt als uitzondering alleen op Madagaskar voor.
Vreedzame en levendige scholenvissen die over het algemeen weinig eisen stellen. Zorg wel voor minimaal acht dieren van een soort om te voorkomen dat ze schrikachtig worden. Een dichte beplanting is daarom eveneens aan te raden, maar zorg ook voor voldoende zwemruimte, deze snelle zwemmers, die voornamelijk in de bovenste waterlagen zwemmen, kunnen flink wat stroming verdragen. Drijfplanten of -bladeren kunnen voor dekking van bovenaf zorgen. Eenmaal op hun gemak draaien de dieren voortdurend om elkaar, waarbij de mannen zich op hun best tonen tegenover de vrouwen en al pronkend hun rivalen trachten af te troeven. De vissen zijn niet moeilijk met voedsel en eten zowel levend, diepvries- als droogvoer, zolang dit niet te groot is.
De kweek is eenvoudig en vertoont weinig verschillen tussen de soorten. Deze vrijleggers vertonen geen broedzorg van enige betekenis en kunnen ook in het gezelschapsaquarium spontaan jongen produceren. Een hogere opbrengst vraagt echter om een kweekaquarium van in ieder geval 70-80 cm lengte. Zorg voor het nodige fijnbladig groen als Javamos of Cabomba, waarin de eieren worden afgezet en daaraan met dunne filamenten blijven hangen. Het enkele graden ophogen van de temperatuur kan de kweek op gang brengen. Vaak is de kweek een eenmalige gebeurtenis, maar kan ook meerdere weken duren, waarbij dagelijks enkele eieren wordt afgezet. Eieren en jongen worden soms gegeten en kunnen om die reden beter naar een aparte opkweekbak worden overgebracht. Eieren komen binnen twee weken uit, afhankelijk van de temperatuur. Grootbrengen is niet moeilijk, de jongen kunnen worden gevoerd met microvoer, zoals ➛infusoriën, en groeien snel. Houdt wel het water vers door dagelijkse kleine verversingen.
Goed houdbare soorten zijn te vinden in de geslachten Chilatherina, ➛Glossolepis, ➛Iriatherina, ➛Melanotaenia en ➛Rhadinocentrus.
= afgeleid van Melastoma.
Grote familie van voornamelijk tropische planten uit de orde van de ➛Myrtales. Voor het overgrote deel gaat het om struiken, kleine bomen en kruidachtige planten, maar ook enkele moeras- en waterplanten komen voor. Typerend voor de familie zijn de bladeren met 3 tot 7, meestal verdiept liggende, parallelle nerven, soms met eveneens verdiept liggende dwarse nerven daartussen.
De enige soort binnen de familie die recent als aquariumplant is ontdekt valt in het geslacht ➛Aciotis.