MelanotaeniaMelanotaenia duboulayi

Melanotáenia

= met zwarte band(en).

Groot geslacht van koornaarvissen met meer dan 80 soorten uit de familie van de ➛Melanotaeniidae.

Kleurrijke ➛scholenvissen van Nieuw-Guinea en Australië, met een scheef ruitvormig lichaam, waardoor zowel de voorste als achterste helft spits uitloopt. De kop is klein en vertoont vaak een inwendige knik rond de nek. De buiklijn is ronder, wat de dieren een kloek uiterlijk geeft. Als alle leden van de orde zijn ook bij deze vissen twee rugvinnen te zien; een zeer kleine voorste en een lange kort daarachter, het spiegelbeeld van de eveneens lange aarsvin. Vrouwen zijn doorgaans kleiner en minder hoog van vorm. De hoogte van het lichaam neemt toe bij het ouder worden. De vaak zwart omrande schubben geven een nettekening. Binnen het vindgebied zijn doorgaans veel kleurvariaties.

Vreedzame, levendige vissen, over het algemeen weinig eisend en makkelijk te houden. Zorg voor een groep van minimaal acht dieren om deze hun natuurlijke onderlinge gedrag te laten tonen. Alle soorten voer worden gegeten. Deze vissen verdragen veel stroming en stellen veel zwemruimte op prijs, maar ook enige dekking in de vorm van plantengroei is wenselijk. Verlangen een vrij hoge watertemperatuur.

Zie voor het kweken van deze vissen de beschrijving bij de familie.

Helaas zijn veel soorten bedreigd door vernietiging van hun natuurlijke omgeving als gevolg van industriële activiteit. De in de handel aangeboden dieren zijn echter merendeels nakweek.

ajamaruénsis

Allen & Cross 1980

Afkomstig uit de Kaliwensi rivier in West-Papoea, in kalksteengebergte (karst) met hard en alkalisch water.

Melanotaenia ajamaruensis
Melanotaenia ajamaruensis. © ➛A. Wagnitz

Uiterlijk als vermeld bij het geslacht. Grondkleur blauwgrijs. Buik en flank zijn geel getint, met van geel naar oranjerood verlopende lengtestrepen, dankzij de aldus gekleurde onder- en bovenkant van de schubben. Ongepaarde vinnen eveneens oranjegeel. Achter de borstvin drie vervagende zwarte dwarsstrepen. De middelste rij schubben vormen met hun zwarte randen een lengtestreep, wat op het oog het opvallendste verschil met M. boesemani is. Vrouwen geler van kleur, kleiner en minder hoog.

Lengte ♀ tot 11 cm, ♂ tot 8,5 cm.

Verzorging als bij het geslacht vermeld.

Over de kweek is weinig bekend, maar verloopt vermoedelijk als beschreven bij de familie.

Geschikt voor aquaria vanaf 300 liter.

Temperatuur: 20 tot 27° C

pH: 6-8   dH: 8-30   fH: 14-53   ppm: 130-500

Bij nader onderzoek in 2007 bleek deze vis niet voor te komen in de Ajamaru meren, als aanvankelijk gedacht, maar uitsluitend in de nabij gelegen Kaliwensi rivier. Er bestaat alleen indirect een verbinding. De dieren zijn ernstig bedreigd, vermijd daarom wildvang.

Kopen: ok.

dubouláyi

Castelnau 1878

Afkomstig uit de rivieren langs de kust op de grens tussen Queensland en Nieuw Zuid-Wales in Australië.

Melanotaenia duboulayi
Melanotaenia duboulayi. © G. Schmida

Uiterlijk als de overige leden binnen het geslacht. Grondkleur rozig beige, met een blauwe of gele glans. De laatste hebben oranje verticale vinnen, met een zwarte zoom, anders blauw. Beide schubbenrijen vanaf de staartwortel naar het midden vervagend zwart. In het midden dunne geeloranje lengtestrepen. Vrouwen zijn minder intens en eenvoudiger van kleur. Vermelde grootte wordt zelden gehaald; meestal blijft deze bij 10 cm steken.

Lengte ♀ tot 10 cm, ♂ tot 12 cm.

Verzorging, gedrag en kweek als beschreven bij geslacht en familie.

Geschikt voor aquaria vanaf 300 liter.

Temperatuur: 15 tot 28° C

pH: 5-8   dH: 0-30   fH: 0-53   ppm: 0-500

Vermoedelijk de eerste ontdekte regenboogvis, de naam waar de familie onder bekend is geworden.

Kopen: ok.