GlossolepisGlossolepis kabia

Glossolépis

= met tongvormig ingesneden schubben.

Klein geslacht van koornaarvissen met 9 soorten uit de familie van de ➛Melanotaeniidae.

Regenboogvissen uit Nieuw-Guinea. Langwerpige vissen met hoge, vlakke zijden en een ovale vorm. De dubbele rugvinnen staan ver naar achteren en de voorste begint op het hoogste punt. De kop is vaak spitser dan het lichaam en vertoont daarmee boven en onder een meer of minder scherpe knik.

Doorgaans makkelijk te houden en kweken levendige vissen, die beter niet worden gecombineerd met wat schuwere soorten. Overige verzorging- en kweekrichtlijnen als vermeld bij de familie. Het eten van de eigen eieren komt voor.

dorítyi

Allen 2001

Vindplaats westelijk Papoea-Nieuw-Guinea, in helder, beschaduwd water met stevige stroming.

Lichaam als beschreven bij het geslacht. Grondkleur zilverachtig blauwgroen met op de bovenste helft tussen de schubbenrijen lijnen van oranjebruine vlekken. Vanaf de kop tot de eerste rugvin een brede lijn in dezelfde kleur. Op de onderste helft helder oranje zigzaglijnen, vaak met onderbrekingen. De borstvinnen uitgezonderd oranje kleuraccenten op de overige vinnen. Mannen zijn groter en hebben verlengde vinstralen in tweede rug- en aarsvin.

Lengte ♀ tot 8 cm, ♂ tot 10 cm.

Verzorging en gedrag als beschreven bij het geslacht.

Kweken als vermeld bij het geslacht. Eierrovers!

Geschikt voor aquaria vanaf 300 liter.

Temperatuur: 24 tot 27° C

pH: 7-8   dH: 12-18   fH: 21-32   ppm: 200-300

Kopen: ok.

incísus

Weber 1907

Rode regenboogvis

Endemisch in het Sentanimeer in het noorden van Nieuw-Guinea. De vissen leven in grote scholen onder de overhangende oevervegetatie.

Glossolepis incisus
Glossolepis incisus. © ➛J. Vidarte

Uiterlijk als vermeld bij het geslacht. Eén van de grotere soorten. De knik in het voorhoofd is extremer dan bij de andere soorten, vandaar de naam. Op de keel na is de zilverige grondkleur met een helderrode nettekening bedekt. Alle vinnen in dezelfde helderrode kleur. Mannen ontwikkelen een hogere rug dan vrouwen, die ook onopvallender zijn gekleurd. Een merkwaardigheid is dat bij lagere temperaturen alle mannen rood kleuren, bij hogere alleen de dominante.

Lengte tot 15 cm.

Verzorging en gedrag als beschreven bij het geslacht.

Kweek als vermeld bij het geslacht. De ouders laten de eieren met rust, maar apart zetten is aan te raden.

Geschikt voor aquaria vanaf 300 liter.

Temperatuur: 22 tot 25° C

pH: 7-8   dH: 8-30   fH: 14-53   ppm: 130-500

Kopen: ok.

kábia

Herre 1935

Vindgebied Nieuw-Guinea in het stroomgebied van de rivieren Sepik en Ramu, in meren, rivieren en overstromingsgebieden.

Uiterlijk als beschreven bij het geslacht. De zilveren grondkleur heeft op de bovenste helft een blauwgroene schijn, sterker naar de staart toe. De onderste helft is meer geeloranje, vooral op de borst. Tussen de schubben lopen parallelle geeloranje zigzaglijnen. De kleuren lopen op de vinnen door. Lichaam bij mannen hoger. Bij jonge dieren is het geslachtsonderscheid moeilijk.

Lengte tot 10 cm.

Verzorging en gedrag als vermeld bij het geslacht.

Kweek als beschreven bij het geslacht.

Geschikt voor aquaria vanaf 300 liter.

Temperatuur: 22 tot 26° C

pH: 6-7   dH: 8-12   fH: 14-21   ppm: 130-200

Kopen: ok.