= afgeleid van Mastacembelus.
Stekelalen
Kleine familie uit de orde van ➛Synbranchiformes. Langgerekte, palingachtige vissen met een zeer spitse snuit voorzien van een sterk verlengde bovenkaak (➛rostrum) met buisvormige neusgaten. De punt daarvan draagt korte tasters, die worden gebruikt bij het opsporen van voedsel in de grond. De lichaamsbouw is rond of enigszins hoog. Rug- en aarsvin zijn ver naar achteren geplaatst, soms tot één grote vinzoom vergroeid met de staartvin. Vóór de rugvin een variabele reeks kleine stekels, die de leden uit deze familie hun naam heeft opgeleverd.
Dezelfde stekels vragen toch enige zorg bij het vangen van deze dieren, want de stekels zijn scherp en kunnen gemakkelijk tot een verwonding leiden. Nachtelijke rovers, die ook kleinere vissoorten op het menu hebben staan, zeker de grotere soorten. Naar overige dieren vreedzaam, maar onderling zijn ze territoriaal. Om meer dan één exemplaar te houden is veel ruimte nodig. Overdag rusten de dieren in de bodem, waar ze met grote behendigheid in graven en zich verplaatsen. Neem daarvoor dan ook liefst afgerond ➛zand als bodem. Het aquarium kan verder worden ingericht met hout, stenen en planten, wat ook voor schuilplaatsen zorgt, maar zorg dat bouwsels stevig zijn en niet instorten bij hun graafwerk. Naast kleine vissen eten de dieren in de natuur ook veel wormachtig voedsel, maar eten zonder problemen ander levend en diepvriesvoer. Ook wat grover droogvoer wordt gegeten.
De familie omvat de volgende, voor het aquarium relevante, geslachten:
➛Macrognathus, ➛Mastacembelus en Sinobdella.
= met een spitse bek.
Uitgebreid geslacht van kieuwspleetalen met ten minste 60 soorten uit de familie van de ➛Mastacembelidae.
Stekelalengeslacht uit Afrika en Zuid-Azië. De meeste leven in rivieren, soms in snelstromende delen. Enkele komen in brak water voor. In Afrika leeft een vrij groot aantal in het Tanganyikameer. De grootte varieert van 7 cm tot ongeveer een meter. meestal bruin getint, met een typerend strepen- of vlekkenpatroon.
Over het algemeen vreedzame vissen, ook voor gezelschap. Houdt wel rekening met de roofzuchtige trekken van veel wat grotere soorten en combineer niet met te kleine vis. De dieren graven zich overdag in, reden om voor een bodem van niet te scherp materiaal te kiezen, zoals split. De dieren eten wat groter levend voer.
Soorten worden zeer onregelmatig in de handel aangeboden.
Lacepède 1800
Inheems in Zuid-Oost Azië Pakistan, India, Indonesië
Lichaam als beschreven bij de familie. Grondkleur beigebruin met daarover een donkerbruine nettekening met grote gaten.
Lengte tot 90 cm.
Verzorging en gedrag als vermeld bij het geslacht. Beter solitair houden of in een groep van minimaal vijf exemplaren, aangezien de dieren onderling erg agressief kunnen zijn. In een grotere groep verdeeld de agressie zich.
Deze soort is nog niet in gevangenschap nagekweekt.
Geschikt voor aquaria vanaf 800 liter.
Temperatuur: 24 tot 28° C
pH: 6-7 dH: 4-12 fH: 7-21 ppm: 70-200
Kopen: ok.