LumbriculidaeLumen

Lumbricúlidae

Familie van in zoet water levende wormen uit de stam van de ringwormen of ➛Annelida. De familienaam wordt vaak verward met die van de regenwormen, ➛Lumbricidae.

Deze wormen komen in allerlei soorten schoon en in de regel zuurstofrijk water voor. Veel soorten komen ➛endemisch voor met een zeer beperkte verspreiding.

Voor het aquarium is één soort als voedseldier van belang uit het geslacht ➛Lumbriculus.

Lumbriculus

= kleine Lumbricus.

Broze slibworm, blackworms

Geslacht van kleine, in zoet water levende wormen uit de familie van de ➛Lumbriculidae.

Lumbriculus
Broze slibworm.

De meest geschikte soort is L. variegatus, die op het gehele noordelijk halfrond kan worden gevonden en in Nederland en België bekend staat als de broze slibworm. In Nederland en België is dit voedseldier nog weinig bekend. Op internet kunnen kweekporties worden gekocht en is de Amerikaanse naam blackworm meer gebruikelijk, alhoewel daar in totaal drie soorten mee worden aangeduid.

Ondanks die naam zijn de wormen niet zwart, maar donkergroen. In combinatie met hemoglobine in het bloed zorg dit voor de donkere kleur. Evenals ➛Tubifex leven de dieren in een gegraven kokertje in de bodem en steken daaruit het achterlijf voor uitwisseling van afvalstoffen, ➛zuurstof en ➛kooldioxide. De broze slibworm vermeerdert zich nauwelijks geslachtelijk, voornamelijk doordat ze zelden volgroeid raken. De naam geeft al aan dat het om een breekbare diersoort gaat: gedeelten breken gemakkelijk af, slechts een drietal ringen zijn nodig om weer tot een volledige worm uit te kunnen groeien.

De wormen kunnen tot 10 cm lang worden, maar gekochte wormen komen zelden verder dan 6. Ze zijn zeer gevoelig voor licht en zullen altijd schaduw opzoeken. Ze beschikken over twee reflexen. Aanrakingen bij de kop resulteren in een snelle omkering, bij het achterlijf in spiraalsgewijs intrekken of wegzwemmen.

Broze slibwormen zijn buitengewoon voedzaam door hun hoge eiwitgehalte van ruim 60%, een gering vetgehalte van 11% en 7% aan mineralen. Ook leven ze, in tegenstelling tot Tubifex, uitsluitend in relatief schoon water en kunnen maar kort zonder zuurstof. Ze vervuilen het water niet noemenswaard. Evenals Tubifex vormen ze gezamenlijk een kluwen. Bij vissen zijn de wormen erg gewild, ook bij de moeilijkste eters. Wormen die overblijven kruipen in de bodem en kunnen daar redelijk overleven, zonder het water te belasten.

De wormen zijn goed zelf te kweken, maar vragen redelijk wat onderhoud en het opzetten kost enkele weken. Duur is het niet. Neem daartoe een klein aquarium of plastic bakje, afhankelijk van de behoefte, en vul dit met een grof ➛grind in een laag van hooguit een cm. Het waterniveau is met 15 tot 20 cm voldoende, vermijd al te veel stroming. Laat dit ongeveer 4 tot 6 weken ➛rijpen, of gebruik afgeheveld aquariumwater. Voeg een ➛sponsfilter en een ➛uitstromer toe en zet deze met een ➛luchtpomp aan het werk. Alleen een sponsfilter levert onvoldoende zuurstof: als de kweek goed op gang is stijgt het aantal wormen - en het zuurstofgebruik - snel. De optimale temperatuur ligt tussen de 20 en 25°, gebruik eventueel een ➛verwarmer. Plaats de kweek op een donkere plek of schilder de ramen (aan de buitenkant) donker, slibwormen groeien dan sneller.

Spoel de entportie slibwormen tot het spoelwater schoon is alvorens deze in te brengen, vaak zit er een hoop afval tussen, soms zelfs bloedzuigers (➛Hirudinea). Plaats de wormen desnoods per stuk in de kweekbak.

Voer de slibwormen om de 2 à 3 dagen met hoogwaardig voer, dit verhoogt hun eigen voedingswaarde. Denk aan ➛spirulinapoeder, fijngewreven ➛droogvoer of geblancheerde (kort in kokend water gehouden) groenten. Fijn voer werkt beter dan grof. In het begin is het vinden van de juiste hoeveelheid lastig. Waak vooral voor overvoeren, dit kan de kweek geheel om zeep helpen. Te weinig voer doet hooguit de groei stagneren. Hevel voedselresten daags na het voeren af en ververs wekelijks een derde van het water.

Het grind dient behalve als substraat ook voor versnelde vermeerdering. Normaal delen de wormen zich iedere 2 tot 6 weken, maar door twee keer per week stevig te roeren kan dat flink sneller: door het grind breken de wormen in kleinere delen. Dit geeft enige tijd een rommelige indruk, maar na bezinken is alles weer in orde.

Oogsten kan op drie manieren:

Bewaren van de wormen kan bij 15° in een laag van maximaal 1 cm dik, in een open bak met voldoende luchtcirculatie. Spoel ze dagelijks door. Voedsel is niet nodig gedurende enkele maanden.

Lumen

Verlichtingsstrekte