LuchtpompLuciocephalus aura

Luchtpomp

Pomp voor het ➛beluchten van een aquarium met een ➛uitstromer, of het aandrijven van een ➛sponsfilter. De werking van de meeste luchtpompen berust op een zgn. Wagnerse hamer, een door een elektromagneet aangedreven trilarm, met daaraan een rubberen zuiger die op een membraanhuis is bevestigd. De membraan daarin die een terugslagventiel vormt, zorgt dat de lucht maar één kant op kan.

Luchtpomp
Een membraan- en een zuigerpomp.

Een ander type is de zuigerpomp, waarbij niet een membraan, maar een zuiger in een cilinder heen en weer beweegt. Deze zijn in de regel voor vijvers bedoeld, met voor een aquarium veel te hoge opbrengst. 100 tot 500 liter lucht per uur is voor het gemiddelde huiskameraquarium voldoende.

Een punt dat van belang kan zijn is het geluidsniveau. De betere pompen zijn redelijk stil, al blijft dat relatief. Zeker als de luchtpomp permanent in een huiskamer actief is, is het raadzaam niet de goedkoopste te nemen.

Sommige pompen hebben een elektronisch instelbare capaciteit. Dit is te verkiezen boven het afknijpen van de luchtstroom, wat voor veel druk op de kwetsbare membraan zorgt. Bij duurdere modellen is deze overigens meestal te vervangen.

Luchtslang

Slang

Luchtsteen

Uitstromer

Luciocéphalus

= snoekkop.

Klein geslacht van goerami's met 2 soorten uit de familie van de ➛Osphronemidae.

Snoekvormige vissen uit Zuidoost-Azië en Indonesië met een roofzuchtige leefwijze. De dieren leven in stilstaand zwartwater met een zeer lage zuurgraad. Het langgerekte en slanke lichaam is van een zeer spitse kop voorzien met een diep ingesneden bek met de mogelijkheid zeer ver uit te stulpen. Aldus wordt de prooi naar binnen gezogen, zodra deze met een krachtige stoot voorwaarts wordt benaderd. Dit vooruit schieten kan dankzij de ver achterwaarts staande vinnen: zowel rug- als aars- staan kort voor de staartvin. De aarsvin is daarbij verdeeld in een hardstralig voorste en een weekstralig achterste deel. Buik- en borstvinnen bevinden zich even voor het midden, de eerste hebben een sterk verlengde tweede vinstraal.

Zeer gespecialiseerde rovers die met moeite andere prooi dan vis accepteren. Vaak wordt geadviseerd met guppen te voeren, deze hebben dan vooral zelf gevarieerd voedsel nodig om voldoende voedingswaarde te bieden. Een eigen kweek daarvan voorkomt zoveel mogelijk kans op ➛ziekten. Ander voedsel kunnen (regen)➛wormen of ➛krekels zijn. ➛Diepvries- en ➛droogvoer worden zonder meer geweigerd, ook na langdurig niet eten. Dat geldt ook voor het meer gebruikelijke levend voer als ➛watervlooien en ➛muggenlarven. Alleen geschikt voor zeer ervaren liefhebbers, de dieren zijn bijzonder veeleisend wat voedsel en ➛watersamenstelling betreft. Zeer gevoelig voor verminderde waterkwaliteit, een geregelde ➛waterwissel is van groot belang.

Over de kweek is weinig meer bekend dan dat het muilbroeders betreft waarbij de man in ongeveer 30 dagen de eieren uitbroed, in welke periode deze geen eten tot zich neemt.

aura

Tan & Ng 2005

Voor zover bekend endemisch in de provincie Jambi op Sumatra.

Luciocephalus aura
Luciocephalus aura. © ➛F. Schäfer

Op de geelbruine grondkleur loopt een enkele, scherp afgetekende brede lengtestreep vanaf de bek tot in de staartvin. Deze is over de volle lengte met iriserende, groenig geelwitte stipjes bezet. Rug wat donkerder, vinnen verder kleurloos. Geslachtsonderscheid onbekend.

Lengte tot 12 cm.

De soort is nog niet nagekweekt.

Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.

Temperatuur: 22 tot 26° C

pH: 4-6   dH: 0-8   fH: 0-14   ppm: 0-130

Een bedreigde soort.

Kopen: nee.