Leptolucanialeticia

Leptolucánia

= slanke Lucania.

Monotypisch geslacht van tandkarpers uit de familie van de ➛Fundulidae.

De enige soort, L. ommata, is al vele decennia bekend als aquariumvis.

ommáta

Jordan 1884

Endemisch in het zuidoosten van de Verenigde Staten in de staten Florida en Georgia, in allerlei klein water.

Slanke, langgerekte vissen, zijdelings weinig afgeplat. De nauwe bek is met kleine, spitse tanden bezet. Geelbruin van kleur met een blauwe glans. Vlak voor de staartvin is een donkere vlek aanwezig. Mannen soms met vele smalle dwarsstrepen, vooral op het achterlichaam. Vrouwen minder bont gekleurd.

Lengte ♀ tot 40 mm, ♂ tot 35 mm.

Vreedzame, meer erg schuwe soort die in het ➛gezelschapsaquarium weinig te zien zal zijn, een ➛speciaalaquarium is een betere keus. Eenmaal vertrouwd erg levendig, met een karakteristieke manier van zwemmen. Helder water, een dicht beplant deel en een vrij lage waterstand helpen daarbij. Voorkeur voor allerlei klein levend voer.

In enigszins zuur en zeer zacht water is de kweek te doen. De eieren worden in fijnbladig groen afgezet en komen na een kleine twee weken uit. Deze zijn erg kwetsbaar, wat vaak tot povere kweekresultaten leidt. De eieren uitvangen en met een schimmelwerend middel behandelen kan helpen. De jongen zouden ook elkaar eten, mogelijk afhankelijk van het aangeboden voer. ➛Paramecium formaat ➛jongbroedvoer wordt gegeten. Ververs niet te veel water ineens, de jongen zijn gevoelig voor verandering in de watersamenstelling.

Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.

Temperatuur: 18 tot 24° C

pH: 6-7   dH: 0-12   fH: 0-21   ppm: 0-200

Kopen: ok.

lérmae

= naar de Mexicaanse Lerma rivier.

Skíffia

Lernaea

= naar de bron van de mythologische hydra.

Ankerwormen

Geslacht van parasitair levende roeipootkreeftjes uit de onderklasse van de ➛Copepoda. Alhoewel geen wormen, zoals de Nederlandse naam suggereert, lijken de volwassen dieren daar wel op. Na het larvale stadium te hebben doorlopen, zoekt het volwassen vrouwelijke dier zwemmend een ➛gastheer, vaak een vis, en boort zich in de huid. Daar ontwikkelt ze zich tot een wormvormige ➛parasiet met haken aan de kop en langwerpige eizakjes aan het wormvormige achterlichaam. De parasieten zijn goed zichtbaar als een gevorkt stokje dat uit de vissenhuid steekt.

Lernaea
Ankerwormen op een goudvis.

Vissen die lijden aan deze infectie vertonen de volgende symptomen:

Enkele exemplaren leveren voor een vis last, maar zodra een vis is overwoekerd met ankerwormen kunnen secundaire infecties met bijvoorbeeld Saprolegnia optreden. De vis verzwakt en vermagert door gebrek aan zuurstof en voeding, waarna deze uiteindelijk sterft.

Behandeling kan met in de handel verkrijgbare preparaten, vaak gebaseerd op kaliumpermanganaat. De ziekte is besmettelijk, plaats de vis daarom zo mogelijk in ➛quarantaine. Het betreft een zeer hardnekkige ziekte met een ontwikkelingscyclus van maximaal rond de 30 dagen.

letícia

= naar de gelijknamige Colombiaanse plaats.

Laimosémion