= verwijst naar Aphyosemion.
Geslacht van tandkarpers met ten minste 25 soorten uit de familie van de ➛Rivulidae.
Levendbarende tandkarpers, verwant aan het West-Afrikaanse killivissengeslacht ➛Aphyosemion, welke voorheen onder het geslacht ➛Rivulus waren ingedeeld. Afkomstig uit de noordelijke helft van Zuid-Amerika in het ➛Amazonegebied en de rivieren ten noorden daarvan, tot aan de kust. Bewoners van kleine, vaak geïsoleerd liggende poelen in voornamelijk laagland, hoewel de dieren ook hoger worden gevonden. Ondanks dat zijn het, in tegenstelling tot Aphyosemion, geen ➛seizoensvissen. De dieren verplaatsen zich indien nodig op hun buikvinnen over korte stukken land naar nieuw leefgebied, hellingen en al. De dieren leiden derhalve een deels amfibisch bestaan en gaan over land op jacht naar insecten.
Langwerpige vissen met een snoekachtig lichaam als beschreven bij de familie. Verlangen vrij veel warmte. Rustige vissen, die onderling echter geregeld agressief kunnen zijn. Zorg voor een dichte beplanting waartussen de dieren graag liggen te wachten op een overvliegend insect. Gedempt licht, eventueel nog versterkt door een donkere bodembedekking van turfmolm of ➛herfstbladeren is doorgaans aan te bevelen. Ververs het water regelmatig. De dieren springen door de kleinste gaten, dek daarom het aquarium zorgvuldig af.
Kweken is doorgaans eenvoudig. Geef gevarieerd voer van goede kwaliteit. Bewaar de eieren in vochtige turfmolm in een afgesloten bakje, eventueel met wat schimmelwerend middel. Lucht deze regelmatig. Eenmaal in water komen de eieren binnen enkele uren uit.
Dit voormalige ondergeslacht van het geslacht Rivulus staat nog ter discussie. Mogelijk wordt de oude taxonomie hersteld.
Hoedeman 1954
Inheems in Suriname. Guyana en Frans-Guyana, op zonnige plekken in donker getint water boven een licht gekleurde zandbodem.
Uiterlijk als aangegeven bij het geslacht. Zeer variabele soort, kleur sterk lokaal afhankelijk. Grondkleur olijfgroenig bruin, met een grotendeels iriserend blauwe flank, met helderrode randen. Vinnen eveneens blauw, met rijen rode stippen langs de vinstralen, maar ook volledig rood en geel komen voor. De staartvin heeft langs de onderrand een smalle zwarte zoom. Onderlip eveneens zwart. Vrouwen missen de felle kleuren.
Lengte tot 5 cm.
Verzorging als beschreven bij het geslacht. Geschikt voor andersoortig gezelschap. Een minder springlustige, levendige en sterke soort, dek evengoed het aquarium af.
Kweken gaat eenvoudig. Houdt twee vrouwen bij een man. De wekelijks ongeveer 20 gelegde eieren komen na ongeveer vier weken uit. De jongen zwemmen vrij na een dag en eten dan bijvoorbeeld ➛azijnaaltjes. Later kan met ➛Artemia worden gevoerd. Na vier maanden zijn de dieren volwassen.
Geschikt voor aquaria vanaf 30 liter.
Temperatuur: 20 tot 27° C
pH: 5-7 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
Kopen: ok.
Valdesalici 2016
Inheems in het stroomgebied van de Rio Tacana in zuidelijk Colombia.
Uiterlijk als aangegeven bij het geslacht. Eén van de kleinste soorten. Grondkleur bruinig oranje, ook de vinnen. Flanken doorgaans donkerder roodbruin met uitlopers naar de rug, soms helemaal roodbruin. Soms een helder oranje keel. Vanaf de onderlip is een snel vervagende band naar achteren zichtbaar. Vinnen met een gele, lichtblauwe of zwarte zoom. Vrouwen veel neutraler van kleur, met een duidelijker en donkerder band en kleurloze vinnen.
Lengte ♀ tot 23 mm, ♂ tot 21 mm.
Verzorging als vermeld bij het geslacht. Vreedzame dieren die onderling wel enige agressie vertonen. Gedijen het best in een speciaalaquarium, maar kan met andere, eveneens kleine en rustige dieren worden gecombineerd.
Kweken kan, eieren groot in verhouding tot de dieren. Deze komen na 10 dagen uit, langer bij lagere temperaturen. Jongen voeren met microvoer, later met ➛Artemia.
Geschikt voor aquaria vanaf 10 liter.
Temperatuur: 20 tot 26° C
pH: 6-7 dH: 8-12 fH: 14-21 ppm: 130-200
Kopen: ok.