➛Saururus cernuus
= met een gladde helm.
Geslacht van meervallen met ruim 10 soorten uit de familie van de ➛Bagridae.
Langwerpige, zijdelings nauwelijks samengedrukte dieren uit Oost- en Zuidoost-Azië. De kop is langwerpig en voor meervallen smal, met een onderstandige, achterwaarts staande bek met daar omheen vier paar ➛baarddraden. Rug- en borstvinnen zijn voorzien van een stekel als voorste vinstraal, met een fijne vertanding aan de achterkant. Vetvin groot, staartvin diep ingesneden met vaak verlengde punten.
Vreedzame dieren, alhoewel onder elkaar territoriumdrang en wat agressie niet ongebruikelijk is. Ook voor het ➛gezelschapsaquarium geschikt, zolang maar voldoende ruimte en schuilgelegenheid voorhanden is. Dit kan worden verzorgd met stenen en stukken hout. Beplanting is ook goed mogelijk, al komt dat in de natuurlijk omgeving weinig voor. Vermijd al te kleine medebewoners, deze eindigen mogelijk als maaltijd. Zorg voor ➛stroming en zuurstofrijk water.
Niet moeilijk met voedsel, ondanks de voorkeur voor ➛levend of ➛diepvriesvoer.
Geen van de soorten is nagekweekt. Zelden worden de vissen in de handel aangeboden. De voorheen bekendste soort, L. siamensis, valt nu onder het geslacht ➛Pseudomystus.
Bleeker 1852
Herkomst van Maleisië, Sumatra en Borneo, in snel stromende zijrivieren met een grindbodem en rolkeien.
Lichaamsvorm als bij de geslachtsbeschrijving, vuil geelbruin, met een korrelige bruine marmertekening die ook op de deels doorzichtige vinnen doorloopt. Zijlijn als een lichte streep daarover te zien. Jonge dieren gladder en scherper getekend. Mannen zijn te herkennen aan de goed zichtbare ➛genitaalpapil.
Lengte tot 18,3 cm.
Verzorging, gedrag en kweek als beschreven bij het geslacht.
Temperatuur: 18 tot 28° C
pH: 6-8 dH: 0-18 fH: 0-32 ppm: 0-300
Kopen: ok.
Uit laagjes opgebouwd type ➛steen, ontstaan uit onder hoge druk omgevormde klei.
Neutrale steensoort die geen invloed heeft op de watersamenstelling. Stenen hebben twee min of meer gladde, vlakke en parallelle zijden, die bij splijten ook weer vergelijkbare nieuwe zijden opleveren. De zijkanten bestaan uit dunne, meer of minder uitstekende laagjes, die erg scherp kunnen zijn. Om die reden is nabehandelen van stukken soms nodig. Omdat leisteen vrij zacht is, gaat dat gemakkelijk, bijvoorbeeld met een vijl of met schuurpapier. Dit type steen is mogelijk minder geschikt voor modderkruipers, die zich graag in nauwe spleten vastzetten.
De keerzijde van de geringe hardheid is dat leisteen gemakkelijk afbrokkelt. Een ander punt is dat leisteen van zichzelf een olieachtige vloeistof tussen de laagjes bevat. Voor gebruik moet het daarom goed worden afgespoeld, al kunnen resten achterblijven. Een behandeling met azijn is ook een mogelijkheid.
De vlakke vorm maakt de bouw van schuilplaatsen eenvoudig. Vaak wordt daarbij de bodem als referentie genomen, wat in keurig waterpas liggende bouwsels resulteert. Met een kleine stukje steen onder één kant kan een net wat scheve opstelling worden geregeld, wat een natuurlijker indruk maakt. Al te scheef doet de stenen mogelijk weer schuiven, in dat geval is smeltlijm een oplossing. Verwarm de stenen eventueel voor, zodat de lijm niet direkt stolt.