Chemische stof die een metaalion kan binden. Daarmee wordt verhinderd dat dit ion met andere stoffen kan binden, bijvoorbeeld andere ijzerionen. Deze zijn er in twee smaken: Fe²⁺ en Fe³⁺, twee- en driewaardig ➛ijzer. Zouten met Fe²⁺ lossen goed op, die met Fe³⁺ vrijwel niet. Door de Fe²⁺ aan de veelgebruikte chelaat EDTA of DTPA te koppelen, blijft deze in oplossing en beschikbaar voor planten. Dit wordt veel toegepast in plantenvoeding.
➛Neocaridina davidi
= kleine Chilodon.
Geslacht van ➛parasitaire trilhaardiertjes uit de stam van de ➛Ciliophora.
Ovaal gevormde eencelligen tussen de 50 en 150 µm grootte, die een brede groep vissen kan treffen. Infectie begint bij de ➛kieuwen, maar verspreid zich daarna over de huid. Zowel kieuwen als huid reageren met de aanmaak van extra slijm als afweer, waardoor deze er grauwig uitzien. Vermoed wordt dat de ➛ziekte wordt doorgegeven via ➛zwarte muggenlarven.
Voorkomende symptomen:
De ziekte is besmettelijk, plaats dieren daarom apart, bijvoorbeeld in een ➛quarantaine aquarium, Ook voor behandeling is dit aan te raden.
De ziekte is te bestrijden met meerdere verkrijgbare middelen, vaak gebaseerd op ➛formaline en ➛malachietgroen, maar ook eenvoudiger met een ➛zoutkuur van 3 tot 6 ‰ gedurende twee weken. Chilodonella is eveneens gevoelig voor warmer water en treedt in kouder water vaker op.
= afgeleid van Chilodus.
Zilverkopstaanders
Familie van kopstaanders uit de orde van de karperzalmachtigen of ➛Characiformes uit Zuid-Amerika.
Duidelijk afwijkend van de kopstaanders uit de familie van de ➛Anostomidae: hoger van bouw en zijdelings afgeplat en een opvallend andere tekening. De kleine kop heeft grote en een kleine eindstandige bek, in tegenstelling tot de duidelijk bovenstandige bek bij de Anostomidae. Ook het gedrag wijkt af, de dieren zijn vreedzamer, zowel onderling als naar andere dieren. En, hoewel ➛plantaardig voedsel ook van belang is, ligt de voorkeur bij muggenlarven en ander klein ➛dierlijk voedsel.
Twee geslachten vallen hieronder: ➛Caenotropus en ➛Chilodus.