= schoonheid.
Geslacht van moerasplanten uit de familie van de aronskelken of ➛Araceae met twee soorten.
De bekendste soort is de over het noordelijk halfrond verspreide C. palustris, slangenwortel, die alleen geschikt is voor de rand van de vijver. In de natuur komt de plant in moerassen en veenmeren voor. Deze plant is inmiddels zeldzaam in België en Nederland.
Voor aquariumgebruik is de plant ➛ongeschikt, of dit moet al een zeer ondiep onverwarmd ➛paludarium zijn.
= afgeleid van Callichthys.
Pantsermeervallen
Familie van meervallen uit de orde van de ➛Siluriformes. Kenmerkend is de dubbele rij boven elkaar geplaatste beenplaten over de flank. Deze lopen van de gepantserde kop tot aan de staart. Een kleine bek met aan de bovenkaak één paar ➛baarddraden en aan de onderkaak één of twee paar. De zwemblaas is door een beenkapsel ingesloten. De darm speelt een rol bij hun accessoire ➛darmademhaling. Op de rug bevindt zich een ➛vetvin, welke is voorzien van een stevige voorste vinstraal.
Alle soorten zijn afkomstig uit tropisch en subtropisch Zuid-Amerika, in rustig stromend of stilstaand water.
Geslachten met geschikte soorten zijn ➛Aspidoras, ➛Callichthys, ➛Corydoras, Dianema, Hoplosternum, Lepthoplosternum, Megalechis en Scleromystax.
= eeltvis.
Klein geslacht van meervallen met 4 soorten uit de familie van de ➛Callichthyidae.
Verspreiding over vrijwel geheel Zuid-Amerika. Onderscheiden zich door de karakteristieke schakering van de beenplaten. Deze liggen in twee opvallende rijen boven elkaar op de flank. Langgerekte vissen met een slank en samengedrukt achterlichaam. De kop is vrij breed. De bek is voorzien van twee lange en twee korte baarddraden. De vlakke buik is ongepantserd en leerachtig. De rug is eveneens ongepantserd.
Deze vissen leven doorgaans in grote groepen in langzaam stromend water met een modderbodem. In zuurstofarme omstandigheden kan gebruik worden gemaakt van ➛darmademhaling. Ook zijn de vissen in staat bij droogte over land betere omstandigheden op te zoeken. De dieren kunnen knorrende geluiden maken.
Kweken is mogelijk, het zijn alle schuimnestbouwers. Het nest wordt door de man gebouwd en is een paar tientallen centimeters breed. Na de bouw volgt de paring. Het nest wordt gevuld met enkele honderden eieren. Beide ouders bewaken deze ongeveer vier weken tot de jongen een grootte van 25 mm hebben bereikt en het nest verlaten.
Linneaus 1758
Inheems in Zuid-Amerika in alle belangrijke rivieren. Door hun darmademhaling leven ze in allerlei water, tot relatief zuurstofarm en modderig, maar ook vrij snel stromende rivieren.
Lichaam als vermeld bij het geslacht. Egaal grijs tot bruin van kleur. Mannen zijn wat intenser van kleur met forsere borstvinstekels, die tijdens de balts oranje kleuren. Vrouwen zijn forser gebouwd.
Lengte ♀ tot 20 cm, ♂ tot 18 cm.
Weinig eisende vissen met een nachtelijke levenswijze. Bij voorkeur in een groep van zeker vijf exemplaren houden. De dieren eten kleine vis, insecten en hun larven en groenvoer, zonder een bepaalde voorkeur.
Kweek als vermeld bij het geslacht.
Geschikt voor aquaria vanaf 500 liter.
Temperatuur: 18 tot 28° C
pH: 6-8 dH: 0-30 fH: 0-53 ppm: 0-500
Kopen: ok.