= naar de Amerikaanse zoöloog Abbott.
Klein geslacht van karpers met 6 soorten uit de familie van de ➛Cyprinidae.
Modderkruipers met een opvallend grote rugvin. Langwerpig en slank, met een grote kop, voorzien van een onderstandige zuigmond, met op beide hoeken een baarddraad. Vrij grote, horizontale borst- en buikvinnen, een driehoekige staartvin en een grote rugvin, vooral bij mannen.
Energieke vissen, die beter niet met rustige of schuwe vissen gecombineerd worden. De dieren eten veel en laten weinig voor latere eters over. Goed te combineren met ➛karperachtigen of andere drukke modderkruipers, bijvoorbeeld ➛Syncrossus. Een aquarium met rolkeien van verschillend formaat in combinatie met stukken wortelhout en enige ➛stroming sluit het best aan bij hun natuurlijke omgeving, waarin stevige planten als ➛javavaren of ➛Anubias kunnen worden gebruikt. Als voedsel nemen ze weliswaar ➛algen en ➛biofilm tot zich, maar leven in de natuur hoofdzakelijk van ongewervelden en hun larven. Zowel levend als in diepvriesvorm of als droogvoer wordt dit gegeten.
Basilewsky 1855
Inheems in China, beide Korea's en Japan, maar op vele plaatsen elders in Azië onbedoeld meegekomen met introducties van voedselvissen. Bewoners van meren en rivieren in zowel helder als sedimentrijk water.
Uiterlijk als beschreven bij het geslacht. Grondkleur licht beige, met een groenig bruine rug. Over de flank een streep van onscherpe grijsbruine blokken, beginnend op de kieuwdeksel; ook op de rug onregelmatige blokken. Daar overheen rijen zwarte stippen in een netpatroon. Tussen bek en oog een bruine streep. Vinnen afgerond en met bruine strepen dwars op de vinstralen. Mannen zijn te herkennen aan de grote rugvin met rafelachtige achterkant.
Lengte tot 15 cm.
Verzorging en gedrag als bij het geslacht omschreven.
Over de kweek is weinig bekend.
Geschikt voor aquaria vanaf 300 liter.
Temperatuur: 15 tot 24° C
pH: 6-8 dH: 0-18 fH: 0-32 ppm: 0-300
Vanwege de herkomst vermoedelijk ook in Europa kansrijk. Zet deze dieren daarom nooit uit in de natuur, vanwege hun agressieve concurrentie.
Kopen: ok.
= buik.
Wetenschappelijk term voor de buik bij gewervelde dieren, en het achterlijf bij ➛insecten en ➛kreeftachtigen.
Bij insecten bevat dit organen voor spijsvertering, ➛ademhaling en ➛voortplanting. Bij veel insecten maakt het abdomen een pulserende beweging voor de ademhaling via de ➛tracheeën, een stelsel van buisjes waardoor lucht in en uit het lichaam wordt gepompt.
Bij kreeftachtigen is het abdomen onderverdeeld in pleons, en zijn voorzien van pleopoden of zwempoten. Bij kreeftachtigen zitten de voorzieningen voor spijsvertering, ademhaling, etc. in de ➛thorax.