= met een pluimpje (baarddraden).
Klein geslacht van karpers met 6 soorten uit de familie van de ➛Botiidae.
Modderkruipers die zich kenmerken door het langwerpige lichaam in vergelijking met andere geslachten uit de familie. Typische bodemdieren met een vlakke buik van kop tot staart. De zeer spitse kop is vrij klein. Alle soorten hebben een meer of minder duidelijk patroon van smalle dwarsstrepen.
Behalve hun lichaamsbouw verschilt ook hun temperament met dat van botia's, ze tonen gemiddeld meer agressie. Zorg wel voor een groepje van minimaal vijf dieren, solitair gehouden exemplaren kunnen erg agressief worden naar andere soorten. Deze botia's kunnen beter niet met al te klein gezelschap worden gehouden: ook vis staat bij dit geslacht op het menu. Ook vissen met sprieten of lange vinnen zijn af te raden.
Botia's zijn in de regel niet bijzonder veeleisend, maar zorg voor voldoende schuilplaatsen en dekking, zonder al te scherpe uitsteeksels: deze vissen klemmen zich in rust in vreemde posities tussen houtspleten of stenen. Wat meer robuuste planten kunnen voor dekking en schaduw zorgen. Houdt de waterkwaliteit op orde met een geregelde ➛waterwissel. Zie de familie voor een uitgebreidere, algemene beschrijving.
Vrijwel alle soorten komen in Zuid-Oost Azië voor.
Smith 1931
Inheems in de westkant van Thailand tot op het Maleisisch schiereiland en de zuidkant van Myanmar. Leefgebied typerend voor het geslacht.
Basiskleur geel-bruin, met over de kop tot aan de rugvin bruine onderbroken lengtestrepen, daarna vlekkerig. Typische, wat vage, smalle dwarsstrepen op de flanken, 10 of 11 stuks. En de lengte twee lijnen met zwarte stippen op deze dwarsstrepen, omringd door een patroon van kleinere stippen. Stippenpatronen lopen door op de vinnen; rug en staartvin met een vaagrode zoom afgezet.
Lengte tot 18 cm.
Over de kweek zijn nog geen gegevens bekend.
Geschikt voor aquaria vanaf 500 liter.
Temperatuur: 22 tot 30° C
pH: 6-8 dH: 0-18 fH: 0-32 ppm: 0-300
Kopen: nee.
Bleeker 1852
Tijgerbotia
Afkomstig uit Indonesië, op Sumatra en het westelijk deel van Borneo, in zowel bovenlopen van beken als in grote rivieren, altijd in de buurt van gezonken stukken hout of bouwafval; tijdens de moesson trekken de dieren naar ondergelopen velden om zich daar voort te planten. De watersamenstelling verandert hierdoor sterk gedurende het jaar.
Lichaamsvorm als beschreven bij het geslacht. Basiskleur gelig beigewit, naar de rug toe meer goudgeel. Over de rug liggen 13-15 lichtbruine dwarsstrepen met een groene tot blauwe weerschijn, langs de rand ervan een dunne, donkerbruine afscheiding, die naar onderen krachtiger wordt, maar de buik niet halen. Van bovenlip tot oog een bruine streep. Staart- en borstvinnen rood, de rugvin met doorzichtig zwarte dwarsstrepen met rode accenten aan de voorkant. Het geslachtsonderscheid is moeilijk; vrouwen zijn in de regel wat steviger gebouwd en mogelijk ook wat groter.
Lengte tot 21 cm.
Warmtebehoeftig. Verzorging en gedrag verder als beschreven bij geslacht en familie. De kweek is nog niet gelukt.
Geschikt voor aquaria vanaf 300 liter.
Temperatuur: 25 tot 30° C
pH: 5-8 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
Kopen: ok.
= met samengevoegde kaken.
Zeenaalden en zeepaardjes
Familie van zeer afwijkende vissen uit de orde van de ➛Syngnathiformes. Kenmerkend is hun buisvormige snuit, voorzien van een zeer kleine bek, waarnaar ook de Latijnse naam verwijst. Het lichaam is voorzien van stevige, ringvormige beenplaten die de dieren een rigide vorm geeft. buikvinnen ontbreken. Zwemmen wordt geregeld met rug- en borstvinnen, snel gaat dit niet. Dat heeft meer voordelen dan verwacht: het versterkt de camouflage van de dieren, doordat de associatie met een vis verdwijnt. Als voedsel worden allerlei kleine organismen gegeten, die met een typische beweging van de snuit worden opgezogen. De voortplanting kent een bijzondere vorm van broedzorg: de mannen beschikken over een broedbuidel waarin de vrouw haar eieren legt, waarin de bevruchting en de broedperiode plaatsvindt.
Syngnathidae zijn wereldwijd te vinden in gematigde en tropische, ondiepe wateren, zowel zoet als zout. Meerdere bekende dieren vallen onder deze familie, zoals zeepaardjes, zeenaalden en zeedraken, al is de familie momenteel wel onder revisie. Voor het zoetwateraquarium geschikte soorten komen voor in de geslachten ➛Doryichthys, Enneacampus, Hippichthys en Microphis.