Plantkundige term voor een ➛erfelijk afwijkende wilde variatie binnen een soort, aangeduid met de afkorting var., als in Anubias barteri var. nana. Variëteiten zijn onderling te kruisen. Binnen de zoölogie is sprake van een ➛ondersoort. Een door ➛kunstmatige selectie gekweekte variëteit heet een ➛cultivar.
Planten waarop zowel vrouwelijke, mannelijke als tweeslachtige bloemen voorkomen, anders dan één- of ➛tweehuizig.
➛Spirodela polyrhiza
Uit afgestorven plantenresten bestaande grondsoort.
Dit ontstaat in waterrijk gebied: in water is minder zuurstof beschikbaar, waardoor deze resten maar langzaam afbreken. Het water groeit door toevoer van voedingsstoffen uit de omgeving snel dicht, tot alleen ➛moeras overblijft: laagveen. ➛Vennen zijn veelal de basis voor veenvorming.
Zodra dit steviger wordt, treedt vaak hoogveenvorming op. Hoogveen bestaat voornamelijk uit veenmos, een verzamelnaam voor soorten uit het mosgeslacht Sphagnum. Deze mossoorten ruilen voedingsstoffen uit tegen H⁺, waardoor de omgeving ➛zuur wordt. Dit remt ➛bacteriegroei, wat ervoor zorgt dat de lagere, afgestorven delen van de mosplanten worden geconserveerd en met elkaar een vochtige spons vormen, die door regenwater wordt gevoed. Dit zakt naar beneden uit, waardoor de spons geen voeding vanuit het grondwater krijgt. Deze spons groeit door dit gebrek met niet meer dan ongeveer een millimeter per jaar. Desondanks kan, na vele duizenden jaren, zo'n laag toch vele meters dik worden.
Door sloten in deze spons te graven spoelt het water daar uit, waarna de spons inklinkt tot ➛turf.
➛Elektriciteit en water