= met in de kaak vergroeide tanden.
Discusvissen
Klein geslacht van cichliden met 3 soorten uit de familie van de ➛Cichlidae.
Zeer hoge, schijfvormige vissen uit het Amazonegebied in Zuid-Amerika.
Het lichaam is vrijwel rond, alleen de staart steekt uit. De kleine kop heeft een iets toegespitste, kleine, eindstandige bek. Rug- en aarsvin zijn vrijwel gelijke lang, kort voor de laatste bevinden zich de lange buikvinnen. Over de geelbruine grondkleur lopen acht of negen zwarte dwarsbanden, ongeveer half zo breed als de ruimte ertussen. De eerste loopt over het rode oog, de laatste op de staartwortel. In de lengte, dwars daarop, zijn meer of minder lichtblauw iriserende golflijnen aanwezig rond de kop, soms tot de helft van het lichaam. Bij kweekvormen bedekt deze kleur soms vrijwel het gehele lichaam.
Over het algemeen rustige, statige vissen die alleen in de paartijd enige territoriumdrang vertonen, maar zoals met de meeste cichliden het geval is zijn deze vissen geen aanraders voor nieuwkomers in de hobby. De dieren, zeker ➛wildvang exemplaren, zijn erg gevoelig voor de watersamenstelling. Ze gedijen het best in (erg) zacht en zuur water met een vrij hoge temperatuur en een niet te sterke belichting. Belangrijk is geregeld veel water te verversen, met water dat dezelfde waarden heeft: de dieren zijn gevoelig voor ziekten in oud water. In de praktijk betekent dit dat er ➛regenwater of water uit een ➛ionenwisselaar of ➛osmoseapparaat met kraanwater moet worden bijgemengd. Als er veel wordt vervangen is ook de temperatuur ervan van belang.
Voeren vraagt ook enige aandacht. De dieren zijn nogal kieskeurig als het om eten gaat. Afwisseling is van groot belang om de dieren gezond te houden. Voedsel dat een tijd wordt gewaardeerd kan plots halsstarrig geweigerd worden. Deze kieskeurigheid zou het gevolg zijn van aanwezige parasieten en bij gezonde dieren niet zo sterk optreden. Met name de rondworm ➛Camallanus in de darmen is een veel voorkomende doodsoorzaak.
Andere ziekten waar discussen nogal eens aan ten prooi vallen zijn infecties met de flagellaat ➛Hexamita (bloat) en de gevreesde gatenziekte (➛Spironucleus).
De vissen leven van nature in groepen, voor Zuid-Amerikaanse cichliden is dat uitzonderlijk. Als zich een paar vormt, zonderen deze zich af. Als de dieren goed worden verzorgd, valt de kweek op zichzelf nog wel mee, tenminste bij nakweek exemplaren. Tijdens de paring worden eieren op een verticaal oppervlak afgezet en continue door beide ouders bewaakt, tot ze na ongeveer twee tot vier dagen uitkomen. Vanaf het moment dat ze vrij zwemmen, eten ze van de huid van beide ouders: daarop is een zogeheten mucuslaag ontstaan. Deze laag komt tussen de schubben van de ouders naar buiten. In deze periode moeten de ouders goed worden gevoerd. De jongen eten afwisselend van één van beide ouders. Dat gaat ongeveer vier weken lang door en de jongen groeien snel. Dan volgt de periode die de kweek van deze vissen zo moeilijk maakt: de verdere ➛opfok van de jongen. Vooral het dagelijks water verversen is van groot belang, omdat anders de dieren in de groei kunnen stagneren. Volwassen discusvissen worden daarom vooral beoordeeld op de ogen: deze groeien door, ook al stagneert de groei van de rest van het lichaam. De oog-lichaam verhouding verraad de kwaliteit van de opfok. Het voeren van jonge discussen, nadat deze gestopt zijn met eten van de mucuslaag, vraagt eveneens de nodige toewijding. Dat moet vaak, wel vijf keer per dag. In het begin nog vaker: er wordt gerept van elke twee uur, 24 uur per dag, dus ook 's nachts!
De naamgeving van de vissen is al jaren een punt van veel discussie. In de natuur bestaan lokale kleurvariaties en ook lijken enkele soorten spontaan te kruisen, wat de zaak verder bemoeilijkt. Er zijn meerdere interpretaties van de hoeveelheid oorspronkelijke verschijningsvormen, en van de juiste naam ervan. Daar bovenop komen nog de vele commerciële kweekvormen die in de handel verkrijgbaar zijn, en de verwarring voor de liefhebber is compleet. Over S. discus lijkt vooralsnog de meeste zekerheid te bestaan.
Wordt vervolgd.
Pellegrin 1904
Bruine discus, blauwe discus
Verspreid vanaf het grensgebied tussen Colombia en Equador tot aan midden Brazilië. De dieren leven vooral in de diepere lagen van zijrivieren tussen wortels en stenen.
Uiterlijk als vermeld bij het geslacht. Mogelijk is deze soort de eigenlijke S. haraldi.
Lengte tot 15 cm.
Geschikt voor aquaria vanaf 300 liter.
Temperatuur: 25 tot 30° C
pH: 5-7 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
Kopen: ok.