SpectracanthicusSpectracanthicus murinus

Spectracánthicus

= lijkt op Acanthicus.

Klein geslacht van meervallen met 5 soorten uit de familie van de ➛Loricariidae.

Zuid-Amerikaanse bodemvissen uit snelstromend water met een grote, brede kop met daaronder een zuigmond met een taster aan beide kanten. Het lichaam is, als bij alle geslachten binnen de familie, volledig gepantserd met beenplaten in een visgraatpatroon. Rug- en staartvin zijn zeer groot, de eveneens grote borst- en buikvinnen staan horizontaal ter hoogte van de buiklijn. De rugvin raakt de voor meervallen vrij kleine vetvin, waarmee ze zich onderscheiden van andere geslachten, vooral de gelijkenis met Baryancistrus (met meer dan 25 tanden) en Parancistrus (met grotere kieuwopeningen) is groot. De gelijkenis met ➛Leporacanthicus is eveneens groot, maar ➛baarddraden op de lip van die dieren ontbreken hier. Mannen zijn te herkennen aan de bredere kop en de grotere odontoden achter de kieuwdeksels, staande op een korte steel. Ook de voorste verdikte borstvinstralen dragen deze.

Vriendelijke dieren die van warm maar toch zuurstofrijk water houden. ➛Stroming is gewenst, liefst krachtig, wat ook het zuurstofgehalte verhoogt. Ook een geregelde waterverversing is van belang, de dieren zijn gevoelig voor afnemende ➛waterkwaliteit. Houdt deze vissen liefst in groepje, bij voorkeur meerdere vrouwen per man. Zorg voor voldoende schuilplaatsen, onderling kan de rivaliteit onder mannen tot serieuze agressie leiden.

De voedselvoorkeur verschilt per soort, sommige eten een mix van plantaardig en dierlijk, andere uitsluitend dierlijk voedsel.

Bij meerdere soorten is de kweek gelukt. Het zijn alle holenbroeders, waarbij de man de broedzorg op zich neemt. Tot circa 30 eieren worden afgezet, die na een kleine week uitkomen. De dooierzak is na een week verbruikt, waarna de jongen vrij zwemmen. Het eten van eieren en jongen komt voor, reden om voor een hogere opbrengst de ouders na het vrijzwemmen te verwijderen.

Het geslacht Oligancistrus is hierin opgegaan.

immaculátus

Chamon & Rapp Py-Daniel 2014

Afkomstig uit de benedenloop van de Rio Tapajós.

Spectracanthicus immaculatus
Spectracanthicus immaculatus. © ➛H. Haagensen

Vorm als bij de geslachtsbeschrijving. Eenvoudig van de andere soorten te onderscheiden door het ontbreken van een vlekkenpatroon. Kleur egaal grijs.

Lengte tot 8,2 cm.

Uitsluitend dierlijk voer, als vermeld bij S. murinus.

Nog niet nagekweekt in het aquarium.

Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.

Temperatuur: 24 tot 30° C

pH: 6-7   dH: 0-12   fH: 0-21   ppm: 0-200

Geen IUCN registratie. Ook bekend als L269.

múrinus

Nijssen & Isbrücker 1987

Endemisch in het stroomgebied van de Rio Tapajós in het oosten vanBrazilië.

Spectracanthicus murinus
Spectracanthicus murinus. © ➛H. Haagensen

Vorm als bij het geslacht vermeld. Kop puntiger dan bij S. punctatissimus. Vrijwel geheel donkergrijs gekleurde dieren, met daarover een patroon van fijne, geelwitte stipjes. De uiteinden van de grote vinnen zijn grauw geelwit. Rug- en staartvin in deze kleur gezoomd. Soms enkele vlekken in die kleur op het lichaam.

Lengte tot 9,7 cm.

In de natuur leven de ➛carnivore dieren van ➛slakken, in het aquarium zijn ze goed te houden op levend of diepgevroren garnalen, ➛mysis, mossels of vis. Ook voedertabletten worden gegeten.

De kweek van deze holenbroeder is gelukt. De man verhindert de vrouw het hol te verlaten, wat meerdere dagen kan duren. Rond 30 eieren worden afgezet en door de man bewaakt, al worden ze vaak opgegeten. De eieren komen na ongeveer 6 dagen uit en zwemmen een goede week later vrij. De waterkwaliteit heeft veel invloed op de ontwikkeling van de jongen.

Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.

Temperatuur: 24 tot 30° C

pH: 6-8   dH: 0-12   fH: 0-21   ppm: 0-200

Geen IUCN status.