= verwant aan Cheirodon.
Klein geslacht van karperzalmen met 3 soorten uit de familie van de ➛Characidae.
Kleine vissen uit het ➛Amazonegebied in Zuid-Amerika, die zich van ➛Cheirodon onderscheiden door kleinere vinnen en de afwezigheid van tanden. Spoelvormige, langwerpige dieren met een vrij stompe kop met een iets bovenstandige bek. Vinnen vrij klein, veelal driehoekig en transparant. Staart gevorkt en afgerond. Een kleine ➛vetvin is aanwezig. Opvallende gekleurd, altijd met een brede lichtblauwe, metalige lengtestreep over de ➛zijlijn, met daaronder een meer of minder brede en lange rode. Vrouwen zijn wat kloeker dan mannen.
Typische ➛scholenvissen die het beste met minimaal tien dieren worden gehouden, liefst van beide geslachten een gelijk aantal. Een dichte beplanting kan voor dekking zorgen, maar ook veel zwemruimte is wenselijk. Houdt de bodem donker, eventueel met ➛herfstbladeren. Met hun kleine bek eten ze alleen klein levend en ander voer, zoals kreeftachtigen en insecten en hun larven, ook enig plantaardig voer wordt gegeten.
De kweek verloopt als bij de familie is beschreven, maar is moeilijk en vereist specifieke ➛waterkwaliteit. Dit geldt vooral voor ➛wildvang dieren. Vrijleggers die geen vorm van broedzorg vertonen. Houdt het water aan de zure, zachte en warme kant. Zet een man en vrouw bij elkaar of kweek binnen een groep met evenveel van beide. Eierrovers zijnde levert het laatste doorgaans minder op. Verwijder de ouders na de afzet of zorg voor voldoende fijn groen. De eieren zijn, evenals de jongen, gevoelig voor licht, houdt daarom de bak donker. Jongen kunnen met ➛Paramecium of ➛infusoriën worden gevoerd.
Schultz 1956
Kardinaaltetra
Verspreiding over de midden- en bovenloop van de Rio Negro en stroomopwaarts in toevoerrivieren, altijd in zuur, mineraalarm water met weinig stroming, in oerwoud, met veel bladafval op de bodem en weinig plantengroei. Ook aanwezig in de Orinoco, welke vissen een wat afwijkende vorm hebben, in helder, dichtbegroeid water met een zandbodem.
Vorm als aangegeven bij het geslacht. Grondkleur groengrijs, met een brede en krachtige lichtblauwe streep welke van de bovenlip tot de vetvin loopt. Daaronder is de vis tot bijna aan de buikrand dieprood gekleurd meer dan een streep. Dit loopt vanaf het oog tot net in de staart. Vinnen transparant.
Lengte tot 5 cm.
Samen met gup en goudvis één van de meest gehouden aquariumvissen. Weinig eisende scholenvis, die zich echter bij gedimd licht beter voelt. Dit kan met drijfbladeren of -planten worden geregeld. Vermijd al te sterke veranderingen in de waterkwaliteit.
De kweek is niet makkelijk, maar verloopt als bij de familie vermeld. De dieren leggen tot 40 eieren.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 23 tot 28° C
pH: 4-8 dH: 0-18 fH: 0-32 ppm: 0-300
IUCN status onbekend
Kopen: ok.
Myers 1936
Neon tetra
Afkomstig uit het gebied rond de benedenloop van de Rio Putumayo, op de grens tussen Peru en Colombia. Aan de hand van andere waarnemingen wordt vermoed dat de soort te vinden is in West-Brazilië, Peru en zuidoostelijk Colombia. Meestal in helder water van toevoerrivieren en niet in het sedimentrijke water van de hoofdrivieren. Dit is mineraalarm en zuur.
Uiterlijk als aangegeven bij het geslacht. Grondkleur groenig grijs, met de helderblauwe lijn vanaf de oogrand tot de vetvin, daar in een punt uitlopend. Het rood begint onder de rugvin en loopt tot de staartbasis. Vinnen transparant, met iets van lichtblauw op de voorste vinstralen van de aarsvin.
Lengte tot 40 mm.
Eenvoudig te houden scholenvis die zacht en zuur water prefereert, al verdragen nakweek exemplaren een breed palet aan waterkwaliteit.
Kweek als beschreven bij het geslacht. Tot 150 eieren worden afgezet.
Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.
Temperatuur: 20 tot 26° C
pH: 4-8 dH: 0-18 fH: 0-32 ppm: 0-300
Kopen: ok.