= afgeleid van Notopterus.
Mesvissen
Familie van Afrikaanse en Aziatische zoetwatervissen uit de orde van de ➛Osteoglossiformes met een opvallend gevormd lichaam. Dit is kort na de kop het breedst, waarna het lange en gespierde lichaam achterwaarts geleidelijk tot een punt versmalt. Zijdelings is het, vooral aan de buikzijde, sterk samengedrukt. Ook de kop versmalt tot een stompe punt met een eindstandige bek. Kort na de kieuwdeksel tot de staartpunt loopt een zeer lange aarsvin, een staartvin ontbreekt. Een zeer korte rugvin is aanwezig, anders dan de Zuid-Amerikaanse mesalen uit de familie van de ➛Gymnotidae, deze staat even voorbij het hoogste punt. Buikvinnen zijn klein tot ➛rudimentair. De borstvinnen staan meestal horizontaal en dienen vooral als hoogteroer. De voortbeweging wordt geregeld met een golvende beweging van de lange aarsvin, wat zowel voor- als achteruit met grote snelheid mogelijk is en ook regelmatig wordt gedaan. Bewoners van snel stromend water.
Vissen met een nachtelijke en roofzuchtige leefwijze.
In de handel worden dieren aangeboden uit de vier geslachten ➛Chitala, ➛Notopterus, Papyrocranus en Xenomystus.
= met een vin op de rug.
Klein geslacht van mesvissen met 2 soorten uit de familie van de ➛Notopteridae.
Langwerpige, zijdelings sterk samengedrukte vissen met een opvallend lange aarsvin. De verspreiding beslaat zuidelijk Azië, van Pakistan tot in Indonesië.
Handige en lenige vissen. Voorste lichaamshelft sterk gewelfd, maar minder dan bij het verwante ➛Chitala. Het lichaam loopt met een elegante flauwe bocht naar achteren omhoog en loopt taps toe. De lange aarsvin is vergroeid met de staart. Midden op de rug is een zeer korte, vrij hoge rugvin. De buikvinnen zijn zeer klein en staan kort voor de aarsvin. De borstvinnen staan laag ingezet. De kop is betrekkelijk klein, met een diep, onder de ver naar voren geplaatste ogen door, ingesneden bek. Daardoor lijkt de kop enigszins op die van een slang. Beide soorten zijn enkel door ➛DNA-onderzoek uit elkaar te houden. De herkomst is voor een belangrijk deel bepalend voor de soort.
Vissen met een nachtelijke leefwijze, die onderling bijterig en onverdraagzaam zijn. Zolang de dieren klein blijven zijn ze goed te houden in een speciaalaquarium. Dieren die tot de maximumlengte uitgroeien zijn enkel geschikt voor openbare aquaria. Aquarium dicht beplanten, van stukken hout voorzien en zorgen voor gedempt licht.
In de natuur bestaat het voedsel uit larven, kleine kreeftachtigen en kleine vissen, en af en toe wortels van waterplanten. In het aquarium eten de dieren ook diepvriesvoer en wormen. Vermijd zoogdiervoer, de vetten daarin verteren te moeilijk en geven darmproblemen.
Pallas 1769
Aziatische mesvis
Het verspreidingsgebied beslaat Zuidoost-Azië en Indonesië. Voorheen werden daar ook Pakistan en India toe gerekend, maar een studie uit 2020 wijst uit dat het daar om de afwijkende soort N. synurus gaat.
Lichaam als beschreven bij het geslacht De gemiddelde lengte bedraagt ongeveer 25 cm. Kleur egaal zilver, met een bronskleurige rug. Ook veel donkerder variaties komen voor. Vinnen bij jonge dieren blauwig, bij volwassen dieren bruinig donkergrijs. Het geslachtsonderscheid is niet bekend.
Lengte tot 60 cm.
Verzorging en gedrag als vermeld bij het geslacht.
De kweek lukt zelden, ruim 10.000 eieren zouden worden afgezet, die na ongeveer een week uitkomen. Deze worden door de man verdedigd. Met behulp van de golvende aarsvin worden de eieren van vers water voorzien. Onbekend is of de jongen worden verzorgd, maar vermoed wordt van wel.
Geschikt voor aquaria vanaf 500 liter.
Temperatuur: 20 tot 28° C
pH: 6-8 dH: 0-18 fH: 0-32 ppm: 0-300
Kopen: ok.