= met slijmerig zaad.
Melkziekte
Klasse van ziekteverwekkende neteldieren uit de stam van de ➛Cnidaria met een complexe levensloop, waarin twee opeenvolgende ➛gastheren ➛parasitair worden gebruikt. De tussengastheer is altijd een in het water levend ongewerveld dier, meestal een ringwormachtige uit de stam van de ➛Annelida. De neteldieren produceren sporen die de worm verlaten en waaruit zich organismen ontwikkelen die uiterlijk geheel anders zijn dan welke zich in de worm bevonden. Deze gaan op zoek naar de eindgastheer, in de regel een vis, maar kan ook een kreeftachtige zijn. Daarin worden weer andere sporen gevormd, welke na verlaten van de gastheer weer op zoek gaan naar een worm, een levenscyclus die niet bij andere parasieten bekend is.
Bij garnalen is vooral de melkziekte bekend, onduidelijk is nog welke soort hiervoor verantwoordelijk is. De besmette garnaal wordt geheel troebel melkwit. Om die reden wordt de ➛ziekte makkelijk verward met ➛Thelohania, waarbij slechts spierweefsel nabij de kop en vooral het abdomen wit kleurt. Eenmaal in dit stadium leeft de eindgastheer niet lang meer.
Tot op heden is geen behandeling bekend. Ondanks de levenscyclus is directe overdracht tussen eindgastheren aangetoond, maar de besmettelijkheid is laag. Eenmaal vastgesteld is het desondanks aan te bevelen zieke dieren op korte termijn te verwijderen, bijvoorbeeld door deze in ➛quarantaine te plaatsen.
N
➛Babka gymnotrachelus
➛Farlowella acus
➛Eleocharis acicularis
Voor de meeste aquariumdieren is de nacht een moment van rust, al is er een grote groep dieren die juist dan actief wordt. In hoeverre deze rust 'slaap' kan worden genoemd is onduidelijk, bij gebrek aan onderzoek.
Iedereen die 's nachts het aquariumlicht aan heeft geknipt weet dat meerdere dieren of verstoord, of 'slaperig' kunnen reageren, de meeste vissen met een, soms sterk, afwijkende nachtkleur. Deze is bleek of juist donker, terwijl de tekening van overdag volledig verbleekt kan zijn. Dieren hebben soms een volstrekt andere houding dan overdag; op of tussen de planten, op de grond, op stenen of hout.
De rusttoestand verschilt bij vissen per categorie. Scholenvissen blijven met hun borstvinnen op hun plaats en zijn bij een enkele aanraking weer present. Holbewoners kunnen echter 'ver weg' zijn en even tijd nodig hebben om bij te komen. Ook als het licht langer dan gebruikelijk aan blijft, nemen de meeste dieren uiteindelijk hun rustpositie in.