GastheerGastromyzon borneensis

Gastheer

Organisme dat voor een ander organisme fungeert als transportmiddel, verblijfplaats of voedsel. Er is sprake van een ➛parasiet als de relatie schadelijk is voor de gastheer. Parasieten zijn doorgaans van laatste afhankelijk. Ook komt ➛symbiose voor, waarbij de relatie voor beide partijen gunstig is. Niet altijd is de relatie noodzakelijk en is sprake van wat ➛commensalisme wordt genoemd: voordeel voor de gast, geen last voor de gastheer.

Sommige organismen fungeren slechts tijdelijk als tussengastheer, bijvoorbeeld bij ➛zuigwormen, waar een ➛weekdier of worm nodig is voor een tussenstadium in de levenscyclus. De eindgastheer is waarin het organisme volwassenheid bereikt en zich geslachtelijk voortplant en eieren voortbrengt. Het stadium tussen twee gastheren heet een gastheerwisseling.

Gastromýzon

= met een zuigende buik.

Geslacht van karpers met ten minste 30 soorten uit de familie van de ➛Gastromyzontidae.

Steenkruipers waarvan borst- en buikvinnen zodanig zijn vergroeid, dat deze met de platte buik een zuignap vormen. Slanke, langgerekte vissen met een stompe snuit. De onderstandige schraapbek bevindt zich onder de kop, de ogen staan hoog. De dieren verplaatsen zich al schrapend over bealgde voorwerpen. Vrouwen zijn wat forser gebouwd en groter dan mannelijke dieren, wat zich vooral van bovenaf goed laat zien.

Alle soorten leven ➛endemisch op Borneo. Deze vissen leven voornamelijk in snelstromend water van hoger gelegen beken, met name boven- of onderaan watervallen. De bodem bestaat uit grind en afgeslepen, met ➛algen begroeide rotsen.

Vreedzame en makkelijk te houden vissen die het best in een groepje van minimaal vijf dieren kunnen worden gehouden om hun groepsinteractie te kunnen zien. Beter niet combineren met druk of agressief gezelschap. Handhaven zich prima met beperkte ➛stroming, maar om meer aan hun natuurlijke omgeving tegemoet te komen is toevoegen van een stromingspomp of een aangepast speciaalaquarium aan te bevelen. Selecteer daarop ook eventueel ander gezelschap.

Deze vissen leven van nature van de ➛aufwuchs en ➛biofilm op rolkeien en wat daartussen zit, maar pikken ook een ➛Cyclops of ➛watervlo naar binnen, al gaat dat wat onhandig. Diepvries- en droogvoer wordt ook gegeten, maar zorg, bij gebrek aan algen, ook zeker voor aanvullend ➛plantaardig voer.

De kweek is nog maar met enkele soorten gelukt. Van de vele verhandelde soorten zijn er helaas dan ook maar drie waarvan zeker is dat er nog geen reden tot zorg is wat het voortbestaan betreft.

borneénsis

Günther 1874

Inheems in Sabah, het noorden van het Maleisisch deel op Borneo in de Mantukungan rivier, op de stenige bodem van snelstromende rivieren.

Uiterlijk als beschreven bij het geslacht. Bruine dwarsbanden met onregelmatige onderbrekingen op een olijfgroenig beige rug, op de kop een fijner doolhofpatroon in dezelfde kleuren. Rug- en staartvin met een zwartbruin dwarsstreeppatroon.

Gastromyzon borneensis
Gastromyzon borneensis.

Lengte tot 6 cm.

Verzorging en gedrag als beschreven bij het geslacht.

De soort is nog niet nagekweekt in het aquarium.

Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.

Temperatuur: 20 tot 24° C

pH: 6-8   dH: 0-18   fH: 0-32   ppm: 0-300

Kopen: nee.