MonogeneaMonotypisch

Monogenea

= met één (volwassen) stadium.

Klasse van ➛parasitaire platwormen uit de klasse van de ➛Trematoda. Kenmerkend is dat voor de levenscyclus geen tussengastheer nodig is, waardoor deze relatief eenvoudig verloopt, in tegenstelling tot de meeste andere groepen binnen de stam.

De klasse is op te delen in eierleggende en levendbarende soorten. De eierleggende soorten leggen de eieren in het water, waarna uitgekomen larven zoeken naar een ➛gastheer. Larven van levendbarende soorten hechten zich gelijk aan de bestaande of een nieuwe gastheer. Alle soorten zijn ➛hermafrodiet, maar hebben een soortgenoot nodig voor de voortplanting.

Bekende ziekteverwekkers vallen onder de geslachten:

Monosoleniáceae

= afgeleid van Monosolenium.

Monotypische familie van levermossen uit de orde van de ➛Marchantiales, met als enige geslacht ➛Monosolenium.

Monosolénium

= met één buis.

Monotypisch geslacht van mossen uit de familie van de ➛Monosoleniaceae.

De enige soort is M. tenerum, die afwijkt van andere levermossen doordat aanpassingen aan drogere omstandigheden ontbreken, wat vermoedelijk tot de eenvoudiger ➛thalli heeft geleid.

ténerum

Griffith 1849

Verspreiding van India tot Japan, ook in Taiwan, op vochtige tot natte plaatsen groeit. Zeldzaam.

Monosolenium tenerum
Monosolenium tenerum

Uiterlijk sterk gelijkend op de varen Lomariopsis cf. lineata, maar is daarvan te onderscheiden door de dikkere thalli die een duidelijke middennerf vertonen. Deze is aan de onderzijde voorzien van rizoïden, die of glad, of wrattig zijn, en in twee rijen met tussenliggende schubjes staan. De brede, platte thalli groeien tot 25 mm lengte om dan in twee zijtakken gevorkt verder te groeien. De uiteinden vertonen meestal een inkeping. Kleur flessengroen, rond de nerf heldergroen. Alleen boven water worden sporen gevormd.

Hoogte tot 10 cm, breedte tot 10 mm.

Zeer eenvoudig te houden plant, die goed groeit vanaf gemiddeld licht; vergeelt bij minder. Goede plantenvoeding en CO₂-bemesting hebben duidelijk effect, evenals een lichte stroming. Neiging tot woekeren. Afgeknipte stukken zinken.

Eenvoudig te vermeerderen: alle losse stukken groeien weer tot volle planten uit.

Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.

Temperatuur: 18 tot 26° C

pH: 5-8   dH: 4-18   fH: 7-32   ppm: 70-300

Soms aangeboden als Pellia endiviifolia.

Monotypisch

= met een enkel kenmerk

Taxonomisch begrip, duidend op de aanwezigheid van slechts één soort binnen een geslacht, of zelfs een familie.