Monosoleniummonroviae

Monosolénium

= met één buis.

Monotypisch geslacht van mossen uit de familie van de ➛Monosoleniaceae.

De enige soort is M. tenerum, die afwijkt van andere levermossen doordat aanpassingen aan drogere omstandigheden ontbreken, wat vermoedelijk tot de eenvoudiger ➛thalli heeft geleid.

ténerum

Griffith 1849

Verspreiding van India tot Japan, ook in Taiwan, op vochtige tot natte plaatsen groeit. Zeldzaam.

Monosolenium tenerum
Monosolenium tenerum

Uiterlijk sterk gelijkend op de varen Lomariopsis cf. lineata, maar is daarvan te onderscheiden door de dikkere thalli die een duidelijke middennerf vertonen. Deze is aan de onderzijde voorzien van rizoïden, die of glad, of wrattig zijn, en in twee rijen met tussenliggende schubjes staan. De brede, platte thalli groeien tot 25 mm lengte om dan in twee zijtakken gevorkt verder te groeien. De uiteinden vertonen meestal een inkeping. Kleur flessengroen, rond de nerf heldergroen. Alleen boven water worden sporen gevormd.

Hoogte tot 10 cm, breedte tot 10 mm.

Zeer eenvoudig te houden plant, die goed groeit vanaf gemiddeld licht; vergeelt bij minder. Goede plantenvoeding en CO₂-bemesting hebben duidelijk effect, evenals een lichte stroming. Neiging tot woekeren. Afgeknipte stukken zinken.

Eenvoudig te vermeerderen: alle losse stukken groeien weer tot volle planten uit.

Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.

Temperatuur: 18 tot 26° C

pH: 5-8   dH: 4-18   fH: 7-32   ppm: 70-300

Soms aangeboden als Pellia endiviifolia.

Monotypisch

= met een enkel kenmerk

Taxonomisch begrip, duidend op de aanwezigheid van slechts één soort binnen een geslacht, of zelfs een familie.

monróviae

= naar de Liberiaanse hoofdstad.

Callopánchax