= minder (tanden) dan Ancistrus.
Klein geslacht van meervallen met 8 soorten uit de familie van de ➛Loricariidae.
Kleine meervallen uit het ➛Amazonegebied in Zuid-Amerika. Lichaam met beenplaten op de flanken, kop en buik zijn naakt. Kop wat breder dan het lichaam, iets afgevlakt van boven, met een zuigmond. De vinnen vertonen de lichaamstekening, waarbij borst en buikvinnen in het platte, horizontale vlak ter hoogte van de buiklijn liggen. Rug- en staartvin zijn groot, de laatste liervormig. Vetvin kort en hoog, met stekel. Mannen zijn van vrouwen te onderscheiden door de ➛odontoden op de voorste borstvinstraal, de kieuwdeksels en de flanken. Vrouwen zijn achter de borstvinnen breder, wat vooral van bovenaf goed is te zien.
In de natuur leven de dieren als de meeste harnasmeervallen in bergbeken en stroomversnellingen met een grindbodem met rolkeien en houtresten.
Vreedzame, vaak schuwe dieren die met zorg kunnen worden gecombineerd met andersoortige medebewoners. Vermijd daarbij al te drukke soorten, bijvoorbeeld veel ➛barbelen. Zorg voor voldoende schuilgelegenheid en helder, zuurstofrijk en stromend water met goede filtering.
Alhoewel de zuigmond doet vermoeden dat het om algeneters gaat, zijn het toch voornamelijk eters van dierlijk voedsel, al kan ook een klein deel ➛plantaardig voedsel worden aangeboden. Dit kan als levend zowel als diepvries- of droogvoer worden gegeven.
Kweken is bij de meeste soorten mogelijk. Zorg voor voldoende schuilplaatsen om uit te kiezen en voer de temperatuur op naar het aangegeven maximum. Zuurstofrijk, vers water is nu van belang. Het mannetje lokt een vrouwtje in zijn schuilplaats en blokkeert vervolgens de uitgang, tot zij haar eieren afzet. Na bevruchting bewaakt de man de eieren tot de jongen uitkomen en deze hun ➛dooierzak na enkele dagen hebben verbruikt. Daarna kan worden gevoerd met ➛Artemia ➛naupliën.
Armbruster, Lujan & Taphorn 2007
Afkomstig uit de Rio Ventuari in Venezuela, een belangrijke zijrivier van de Orinoco.
Uiterlijk als bij de geslachtsbeschrijving. Lijkt op H. inspector, maar mist de zwarte zoom langs de ongepaarde vinnen en mist bruine of rode tinten. Grondkleur zwartgrijs met een regelmatig patroon van witte vlekken, die ook op de vinnen doorloopt.
Lengte tot 13 cm.
Verzorging, gedrag en kweek als beschreven bij het geslacht.
Geschikt voor aquaria vanaf 180 liter.
Temperatuur: 25 tot 30° C
pH: 5-8 dH: 0-18 fH: 0-32 ppm: 0-300
Een zeer kwetsbare soort, beperk de aankopen tot nakweekdieren.
Kopen: ok.
Armbruster 2002
Afkomstig uit de bovenloop van de Rio Negro en de Orinoco.
Lichaam als beschreven bij het geslacht. De naam verwijst naar de bovengemiddeld grote ogen. Op de grijszwarte ondergrond liggen vrij grote witte stippen op stipbreedte van elkaar, ook op de vinnen. Rug- en staartvin met een zwartere zoom, waarmee het onderscheid met H. contradens is te zien. Stippen groeien niet mee, waardoor bij oudere dieren de stippen kleiner zijn en verder uit elkaar liggen. Vrouwen voller en meer met bruine tinten, mannen meer rode tinten.
Lengte tot 16 cm.
Verzorging en gedrag als bij het geslacht vermeld.
De kweek is enkele keren gelukt en verloopt als vermeld bij het geslacht.
Geschikt voor aquaria vanaf 180 liter.
Temperatuur: 22 tot 30° C
pH: 5-8 dH: 0-18 fH: 0-32 ppm: 0-300
Geen IUCN status.