HeterandriaHeteranthera dubia

Heterándria

= anders gevormde man.

Monotypisch geslacht van tandkarpers uit de familie van de ➛Poeciliidae.

Na meerder taxonomisch wijzigen rest slechts H. formosa, het dwergtandkarpertje.

formosa

Girard 1859

Dwergtandkarper

Inheems in het zuidoosten van de Verenigde Staten, van South Carolina tot in Florida, in dichtbegroeid, vrijwel stilstaand water, soms ➛brak.

Eén van de kleinste tandkarpers. Langgerekte vissen met een ruglijn die enkel bij de rugvin een knik vertoont, typerend voor een leven nabij het wateroppervlak. Buiklijn rond en kloek, met name bij de vrouwen. Vinnen transparant, met een kleine zwarte vlek aan de basis van rug- en aarsvin. Lichaam bruinig geel met een donkerbruine lengtestreep van bovenlip tot op de staartwortel, met daarover onregelmatige korte dwarsstrepen. Rug bruin gemarmerd. Mannen eenvoudig te herkennen aan het zeer lange ➛gonopodium.

Lengte ♀ tot 35 mm, ♂ tot 20 mm.

Zeer weinig eisende vissen die een niet te hoge temperatuur verlangen, bijvoorbeeld in een ➛koudwateraquarium. Wisselingen in de temperatuur worden ook minder gewaardeerd. Zonaanbidders. Aquarium rijk beplanten, zonlicht kan voor alg zorgen, en daarmee voor het benodigde ➛plantaardige voedsel. Verder levend, diepvries- of droogvoer van geschikte grootte. Mannen onderling soms onverdraagzaam, desondanks het beste af in een groepje van minimaal 7 of 8 dieren, gelijk verdeeld over beide geslachten.

Kweken gaat zeer eenvoudig en verloopt meer als bij de ➛Goodeidae dan bij andere geslachten uit deze familie. Na een succesvolle paring volgt een draagtijd van vier weken, waarna dagelijks 1 à 2 jongen worden geworpen tot een maximum van ongeveer 25. Deze zijn al aardig aan de maat en eten meteen ➛jongbroedvoer ter grootte van ➛Artemia. In de regel worden jongen door de ouders met rust gelaten, al zijn er ook andere ervaringen.

Geschikt voor aquaria vanaf 10 liter.

Temperatuur: 18 tot 26° C

pH: 7-8   dH: 4-18   fH: 7-32   ppm: 70-300

Heteranthéra

= met een afwijkende helmknop.

Sterkruid

Klein geslacht van moerasplanten met 9 soorten uit de familie van de ➛Pontederiaceae.

Afkomstig uit Afrika en Amerika, zowel in tropische, subtropische als gematigde streken.

Twee vormen komen voor: enerzijds submerse planten met opgaande stengels waaraan verspreid of in kransen staande bladeren, zittend, lint- of draadvormig en dun, enigszins gedraaid ten opzichte van elkaar. Dit leidt tot waaier- of stervormige toppen, als de bladeren nog dicht bij elkaar staan. Anderzijds half drijvende planten met horizontale stengels waar vanaf gesteelde en ronde bladeren even boven water uitsteken.

Eenvoudig te houden en snel groeiende planten die echter wel veel licht vragen. Te weinig licht resulteert in snel vergaan van de oude bladeren. Plant de stengels daarom ook niet te dicht opeen. Toevoeging van ➛CO₂ versnelt de groei beduidend. Sommige soorten zijn ➛cleistogaam.

dúbia

MacMillan 1892

Inheems in Midden- tot Noord-Amerika, van Guatemala tot in Canada, in rivieren en meren tot 5 meter diep, maar ook aan de oever.

Heteranthera dubia
Heteranthera dubia

Groeiwijze als aangegeven bij het geslacht. Zoals de Latijnse soortnaam al aangeeft is de bladvorm erg variabel, altijd lintvormig, zowel onder als boven water, kort en breed of lang en smal, met een rond uiteinde. Kan een rommelige indruk geven. Boven water zijn de bladeren beduidend steviger. Bloemen geel.

Hoogte tot 40 cm, breedte tot 7,5 cm.

Verzorging en vermeerdering als vermeld bij het geslacht.

Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.

Temperatuur: 15 tot 28° C

pH: 7-8   dH: 8-30   fH: 14-53   ppm: 130-500

De plant was lang bekend als Zosterella dubia.