= sponzig.
Schimmels, zwammen
Rijk van één- of meercellige organismen die zich voeden door het afbreken van ➛organisch materiaal, meestal plantaardig. Schimmels worden om die reden reducenten, afbrekers of opruimers genoemd en spelen een belangrijke rol bij het weer beschikbaar maken van voedingsstoffen uit organisch afval. Veel soorten leven dan ook in ➛symbiose.
De meeste schimmels leven buiten het zicht, de eencelligen of gisten vanwege hun geringe grootte, de meercellige, omdat deze met hun lichaam of mycelium in de bodem leven of soms parasitair in een ➛gastheer. De belangrijkste reden is hun voorkeur voor een vochtige omgeving, droogte is dodelijk. In enkele gevallen zijn ze toch zichtbaar door het aanmaken van een vruchtlichaam, beter bekend als paddenstoel, welke dient voor de verspreiding van sporen. Andere soorten maken niet een vruchtlichaam aan, maar vormen met hun mycelium een wattige laag of dunne korst, met een per soort kenmerkende kleur, die bij aanraking ook niet zelden een wolk sporen afgeeft. Deze bevinden zich aan het einde van de schimmeldraden of hyfen waaruit het mycelium bestaat. Ook paddenstoelen zijn uit dicht tegen elkaar liggende hyfen opgebouwd. De hyfen bestaan uit ➛thalli.
Schimmels vermeerderen zich door middel van sporen. Deze kunnen zowel geslachtelijk als ongeslachtelijk worden gevormd.
Schimmels kunnen ruwweg in drie groepen worden verdeeld:
Op ➛diffusie berustende manier van ➛ademhalen bij veel in water levende ➛geleedpotigen.
Veel waterinsecten, zoals waterkevers en wantsen, maar ook de ➛waterspin, dragen om een deel van het lichaam een luchtlaag, die geregeld wordt bijgevuld aan het wateroppervlak. Behalve op die manier bijvullen vindt door diffusie ook gasuitwisseling plaats, doordat de ➛zuurstof in de bel door de drager wordt verbruikt. Door de onderdruk verplaatst zuurstof in het omringende water zich in de luchtbel. De uitgeademde CO₂ verhóógt de druk juist, waardoor dat gas vanuit de bel het water in diffundeert. Aldus krijgt de bel de eigenschappen van een ademhalingsorgaan, waardoor minder vaak een tochtje naar het oppervlak nodig is.