= mosdieren.
Mosdiertjes
Stam van ➛sessiele ongewervelde dieren die in koloniën leven. De meeste daarvan leven in tropisch zeewater, een klein deel, de Phylactolaemata, leeft in zoet.
De kolonies komen in vele vormen, afhankelijk van het geslacht. Zo vormen sommige takachtige structuren, andere een naaktslakachtige 'zool' van waaruit de individuele diertjes, zooïden genaamd, groeien. Deze beschikken over een tentakelkrans of lofofoor. Met behulp daarvan filteren ze hun voedsel uit het water, bestaande uit allerlei vormen van ➛plankton. Andere zooïden kunnen gespecialiseerde functies hebben, zoals voor het uitbroeden van eieren, bevestigen aan voorwerpen of verdediging.
Mosdiertjes zijn tweeslachtig en kunnen zichzelf ➛bevruchten. Uit de eieren ontwikkelen zich larven, die op zichzelf weer een kleine kolonie vormen van 10 tot 20 individuen. Na enkele uren rondzwemmen zet deze zich ergens vast. Ook ➛ongeslachtelijke voortplanting vindt plaats door knopvormen binnen een zooïde. Deze komen in moeilijke tijden ook in de vorm van statoblasten, die droogte en vrieskou weerstaan. Deze blijven met kransen met weerhaakjes aan vogelveren hangen en zorgen aldus voor verspreiding.
Worden de zooïden slechts een halve mm lang, een kolonie kan enkele centimeters lang worden en is goed zichtbaar met het blote oog. Mosdiertjes zijn ongevaarlijk voor aquariumvissen of garnalen, de tentakels bevatten geen netelcellen, zoals ➛Hydra's.
= met helmknoppen als een stierenkop.
Geslacht van moerasplanten met meer dan 30 soorten uit de familie van de ➛Araceae.
Dit geslacht van epifytische planten is ➛endemisch op Borneo.
De planten groeien met een ➛rizoom met een opgerichte top op een vaste ondergrond, en doen dat over het algemeen vrij traag, al verschilt dit per soort. Ze kunnen ook in de bodem groeien, maar belangrijk is dat het rizoom daar op ligt, niet er in. De bladeren groeien gedraaid verspreid om het rizoom.
Het gaat om sterke planten die vrij gemakkelijk zijn te houden en met betrekkelijk weinig licht overweg kunnen. Een typisch kenmerk is de sterke voorkeur van ➛stroming: de planten zijn rheofiel. Plaats ze bij voorkeur bij een pompuitgang. De planten hebben schoon water nodig en gaan bij een te hoog gehalte aan belastende stoffen in het water, zoals ➛ammoniak, vrij makkelijk verslijmen. Om die reden zijn de planten niet geschikt voor een recent ingericht aquarium, een stabiel evenwicht is van belang. Verslijming zijn de planten in brede zin gevoelig voor. Veranderingen in watersamenstelling, licht, stroming en temperatuur kunnen genoeg zijn. ➛CO₂-bemesting, veel licht en ➛plantenvoeding doen de planten duidelijk goed en zorgen voor intensere kleuren, al kan het ook zonder. De planten gedijen over het algemeen het best bij temperaturen tussen de 20 en 25°.
Deze planten worden in de handel vrijwel uitsluitend met fantasievolle namen aangeboden zoals 'Red Cloud', Midnight Blue', 'Lamandau' etc, welke vooral betrekking hebben op kleur, vorm of herkomst. Wetenschappelijke namen daarvan zijn vaak nog niet nader vastgesteld. De soorten zijn onderling soms moeilijk van elkaar te onderscheiden.
Schott 1858
De verspreiding bestrijkt het gehele eiland Borneo, in en bij beken en watervallen, altijd met stroming, zelden hoger dan 350 meter.
Hoogte tot 20 cm, breedte tot 15 cm.
Geschikt voor aquaria vanaf 30 liter.
Temperatuur: 20 tot 28° C
pH: 5-8 dH: 0-30 fH: 0-53 ppm: 0-500