= draaikolkje.
Klokdiertjes
In groepen levende, eencellige raderdiertjes of ➛Ciliophora, staande op een spiraalvormig intrekbare steel. De steel ontwikkeld zich in een later stadium, als steelloze dochtercellen, ontstaan door deling, vrij zwemmend zich verspreiden. Zo vormen ze kleine groepjes op allerlei stevige ondergrond. De klokjes zijn tot ongeveer 200 µm groot en met het oog zichtbaar op planten, hout, ruiten en dieren als slakken en garnalen, als wittige, schimmelachtige vlekjes van ongeveer een millimeter hoogte.
Klokdiertjes voeden zich met ➛bacteriën en andere zeer kleine eencelligen, die ze met hun trilharen (cilia) naar zich toe halen door daarmee een draaikolkje op te wekken.
Voor vissen en slakken vormen de dieren geen risico en zijn voor veel vissoorten een belangrijk ➛jongbroedvoer. Bij garnalen kunnen ze evenwel problemen geven, als ze zich massaal groeperen in de kieuwholte en aldus de ademhaling onmogelijk maken, waardoor de garnaal stikt. ➛Parasieten zijn het echter niet. Clusters van klokdiertjes op poten van garnalen kunnen ook verstoord zwemgedrag geven. In de natuur komt dit zelden voor, maar binnen de grenzen van een (overbevolkt) aquarium of kwekerij is die kans veel groter.
De aanwezigheid van klokdiertjes duidt op aanwezigheid van hun voedsel: bacteriën. Deze leven grotendeels van afvalproducten, mogelijk is er iets mis met de waterkwaliteit of een te veel aan afvalmateriaal.
Bestrijden van klokdiertjes kan met ➛malachietgroen, ➛formaldehyde of ➛trypaflavine, maar veiliger en eveneens effectief is met een ➛zoutbad. Dompel daartoe de garnaal maximaal twintig minuten in een 15‰ oplossing (15 g/l), en plaats deze daarna terug in het aquarium. Gebruik daarbij liefst een timer.
Vissen die minimale broedvoorzorgen nemen. Een grote groep vissen legt eieren vrij in de ruimte of boven eender welke ondergrond, zonder daaraan verder aandacht te besteden, tenzij het ➛eierrovers betreft. De eieren liggen na de paring dan onbeschermd op de bodem, drijven aan het oppervlak of plakken aan stenen of planten. Als er verder geen ➛broedzorg plaatsvindt, is het aantal eieren over het algemeen hoog. Dit grote aantal kan ook als broedzorg worden opgevat: het vergroot de kansen op overleving, maar niet die van ieder individueel jong.