TropheusTropheus annectens

Trópheus

= voedster.

Klein geslacht van cichliden met 6 soorten uit de familie van de ➛Cichlidae.

De dieren in dit geslacht zijn alle ➛endemisch in het gehele Tanganyikameer in Afrika. In dit meer leven deze populaire vissen vrijwel allemaal tot een diepte van 3 meter, waar ze zich nabij de rotsige oever ophouden. Bij gevaar schieten ze daartussen. Deze rotsen staan langdurig in de felle zon, waardoor deze sterk met ➛algen zijn begroeid.

Hoog gevormde dieren met een sterker gewelfde rug- dan buiklijn. De kop is vrij stomp , met de eerder genoemde bek als opvallend kenmerk. Jonge dieren zijn dikwijls sterk afwijkend getekend vergeleken met volwassen dieren. Alle Tropheus hebben een brede, rechte, iets onderstandige bek die voor het afschrapen van genoemde alglagen gevormd is, met tanden dicht bij de liprand. Geslachtsonderscheid is doorgaans moeilijk te zien, mede door de vaak vele lokale variëteiten. Het verschil in grootte is uitsluitend bij uitgegroeide dieren te zien.

Territoriale dieren die onderling flinke agressie kunnen vertonen, in een te klein aquarium soms tot de dood er op volgt. Dat maakt het houden in een kleine groep lastig, een grotere groep, van minimaal 15 dieren, geeft meer rust. Een kleinere groep kán goed gaan, maar is uitzonderlijk. Naar andere soorten komt zelden agressie voor.

Als bewoners van rotsige oevers is een rijkelijk met stenen gevuld aquarium als ➛inrichting de beste optie. Voldoende schuilplaatsen is ook belangrijk om de agressie onderling wat te dempen. Als bodem is fijn grind aan te raden. Zorg voor zuurstofrijk water. Alleen stevige planten worden met rust gelaten.

Als eerder vermeld leven de dieren hoofdzakelijk van algen en wat zich daartussen bevindt. Het voedsel is daarom vooral van plantaardige oorsprong, aangevuld met een beetje dierlijk voer. Als er algen aanwezig zijn is dat ideaal, meestal zal bijgevoerd moeten worden. Te veel eiwitrijk (dierlijk) voedsel leidt tot serieuze darmproblemen.

Kweken van deze vissen is niet moeilijk. Het zijn ➛muilbroeders, een taak die de vrouw op zich neemt. Om tot een goede kweekgroep, een man met minimaal zes vrouwen, te komen is het goed en betaalbaarder om met een groep jonge dieren te beginnen. Verwijder al te dominante mannen tijdens het opgroeien. Meerdere groepen vragen veel ruimte, waarbij per groep een duidelijk afgescheiden rotspartij conflicten beperkt. Tot 15 eieren worden afgezet in open water nabij stenen, en opgevangen door de vrouw, waarna deze in de bek worden bevrucht. Na vier weken komen deze uit. De jongen eten direkt ➛Artemia formaat voedsel.

Verstoring kan ertoe leiden dat de vrouw haar jongen afstoot en opeet. Ook verplaatsen naar een kweekbak en vervolgens terug kan verlies van plaats in de hiërarchie tot gevolg hebben.

annéctens

Boulenger 1900

Endemisch rond het Mahale Mountain reservaat aan beide oevers van het centrale deel van het Tanganyikameer.

Vorm als aangegeven bij het geslacht. Staart gevorkt tot liervormig. Op een donker bruingrijze basiskleur lopen 10 tot 12 smalle, geelwitte dwarsbanden van rug tot buik. Op de kop een stervormige tekening in lichtgrijs rond het oog, met een grotere vlek op de wang. Ogen helder lichtblauw. Meerdere lokale variëteiten, o.a. Albertville, Bulu Point, Halembe, Karilani, Katenga, Kekese, Kongole, Lumbye Bay, Mtoto en Tanzania, met geringe verschillen.

Lengte ♀ tot 14 cm, ♂ tot 15 cm.

Verzorging, gedrag en kweek als bij de geslachtsbeschrijving.

Geschikt voor aquaria vanaf 300 liter.

Temperatuur: 24 tot 27° C

pH: 8-9   dH: 8-30   fH: 14-53   ppm: 130-500

Er bestaat discussie over de vraag of T. annectens en polli dezelfde vis betreft of afzonderlijke soorten.

Kopen: ok.