= met draden.
Knorgoerami's
Klein geslacht van goerami's met 3 soorten uit de familie van de ➛Osphronemidae.
Klein geslacht van goerami's uit Zuid-Oost Azië. Typerend voor dit geslacht is hun goed hoorbare knorrende geluid bij opwinding, zeker na de paarvorming doet zich dit voor bij de verdediging van het territorium.
Kleine, slanke vissen met een enigszins scheef spoelvormig lichaam, met een spitse kop waarin een kleine, bovenstandige bek staat. De rugvin is veel korter dan de lange aarsvin, beide zijn meer of minder gepunt. De staartvin is echter rond, bij mannen met verlenge vinstralen in het midden, vaak uitlopend in een punt. De buikvinnen hebben verlengde, draadvormige vinstralen. De grondkleur is beigebruin, de rug een donkerder groenachtig bruin. Eén of meer lengtestrepen. De enkele vinnen zijn van een rode zoom voorzien, en vertonen meer of minder blauw iriserende vlekjes langs de vinstralen.
Wat moeilijker te houden vissen, niet aan te raden voor beginners in de hobby. Buiten de paartijd vreedzaam, anders verrassend agressief. Te houden met gedempt licht, bijvoorbeeld met gebruik van drijfplanten- of bladeren. Niet te sterke stroming. Een dichte beplanting en eventuele stukken hout of steen kunnen voor de gewenste beschutting zorgen, de dieren kunnen wat schuw zijn. Herfstbladeren op de bodem helpen het licht verder te temperen en doen de kleuren van de vissen beter uitkomen. Niet combineren met al te drukke medebewoners. Het eten van jonge garnalen is meermalen waargenomen. Verder te voeren met niet te groot levend voer, al gaan muggenlarven nog prima.
De kweek vraagt de nodige voorzorg. Bij een lagere waterstand en de temperatuur richting het maximum wordt een ➛schuimnest met behulp van plantenmateriaal aan het oppervlak gemaakt. Tijdens de paring vindt de voor de familie typische omhelzing plaats. Tot enkele honderden worden eieren afgezet. Beide ouders kunnen bij het nest blijven dat door de man wordt bewaakt. Eieren komen binnen twee dagen uit, waarna de jongen nog enkele dagen op hun dooierzak leven. Daarna is het zaak zeer fijn ➛jongbroedvoer als ➛infusoriën te geven. Zodra de jongen vrij zwemmen stopt de ➛broedzorg van de ouders. De jongen groeien langzaam. Na vier tot vijf weken is het ➛labyrint ontwikkeld. De moeilijkheid van de kweek schuilt hem in het opkweken va de jongen. Om hun labyrint goed te laten ontwikkelen, mag de lucht boven het wateroppervlak niet te koud zijn. Dek daartoe het aquarium af met een glasplaat of met huishoudfolie.
Arnold 1936
Dwergknorgoerami
Het verspreidingsgebied beslaat Vietnam en Maleisië, in dichtbegroeid langzaam stromend water van allerlei soort, zowel in open veld als in bosgebied.
Uiterlijk als bij het geslacht aangegeven. Grondkleur beige met een groenbruine rug. Vanaf het oog tot de staart een brede donkerbruine streep met aan weerszijden een iriserend lichtblauwe. Daarboven een vlekkerig patroon van beide kleuren. Vinnen met een rode rand en rijen lichtblauwe iriserende en zwarte stippen langs de vinstralen. Vrouwen minder intens gekleurd.
Lengte tot 40 mm.
Zie de geslachtsbeschrijving betreffende verzorging, gedrag en kweek. Dieren kunnen soms ongemerkt 'verdwijnen', d.w.z. doodgaan zonder een spoor achter te laten. Niet alle dieren bouwen een volledig nest, sommige volstaan met enkele belletjes. Het nest wordt doorgaans door de man bewaakt, maar dat kan ook geheel onbewaakt blijven. Tot 150 eieren worden gelegd.
Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.
Temperatuur: 22 tot 30° C
pH: 5-8 dH: 0-18 fH: 0-32 ppm: 0-300
Kopen: ok.